De cryptomodernistische bedreiging van de Kerk
Onlangs is een studie verschenen van de hand van Julia Meloni: The St. Gallen Mafia: Exposing the Secret Reformist Group within the Church. Ze beschrijft daarin de activiteiten van een geheime groep in de Kerk die uit is op diepgaande hervormingen. Deze beweging was er al tijdens Vaticanum II. Een kleine groep prelaten en theologen kreeg het voor elkaar dat de door de curie voorbereide schema’s van tafel werden geveegd en vervangen door nieuwe, meer aan het nieuwe denken aangepaste schema’s. Hierin klonk de zogenaamde “Nouvelle Théologie” door, die vóór het Concilie vaak als neomodernistisch werd afgewezen en veroordeeld. Wat was het nieuwe aan deze theologie? Het denken in voorgaande eeuwen werd beheerst door de (neo)scholastiek, waarin het ging over eeuwige waarheden over God en mens, over het wezen der dingen (ontologie). Dat leidde tot een vaststaande dogmatiek en moraal. De katholieke dogmatiek en moraal waren een totaalbouwwerk waar je intellectueel weinig tegenin kon brengen. Het nieuwe denken sinds het midden van de twintigste eeuw had meer oog voor het veranderlijke in de wereld en voor de menselijke ervaring (existentialisme) en sloot daarin meer aan bij de heidense filosofische stromingen van die tijd. Dit denken wilde men laten doorwerken in de dogmatiek en de moraal. Dat is door handig opereren van een kleine groep op het Concilie gelukt. De historicus Roberto de Mattei heeft dit uitvoerig en gedetailleerd beschreven in zijn in 2011 in diverse talen verschenen boek, Das Zweite Vatikanische Konzil: Eine bislang ungeschriebene Geschichte.
Belangrijk in deze hele ontwikkeling is, dat niet meer God en de eeuwige waarheden in de middelpunt van het denken staan maar de mens en zijn ervaringen en ontwikkeling (anthroplogische Wende). Dit denken heeft in de Kerk sinds het Concilie de overhand gekregen. Als we alleen al kijken naar de liturgievernieuwing dan zien we daar een duidelijke verschuiving van God naar mens: de priester richt zich lichamelijk niet meer naar God maar naar de mensen; op veel plaatsen is het tabernakel uit het middelpunt van de kerk verdwenen; het priesterkoor dat vroeger een heilige plaats was waar het volk nauwelijks toegang, wordt nu ingenomen door repeterende koren; altaren, vroeger vaste centra in de kerkruimte, zijn nu verplaatsbaar (soms handig op wieltjes) in verband met eventuele concerten; hoorde de zang vroeger bij de vaste onderdelen van de liturgie die in een gezongen vieringen gezongen móesten worden, nu zijn ze een voorwerp van keuze en onderhandeling (wat zullen we zingen vandaag of bij een uitvaart: wat vond ons moeder mooi?); de preken sluiten over het algemeen meer aan bij het gevoel van de mensen dan bij de kerkelijke leer en moraal. Zo is het op alle terreinen van het kerkelijke leven met als gevolg een enorm verlies van geloof en vervlakking. In dit kader kun je ook de ongekende opstelling van de kerkleiders bij de cononacrisis zien: met als meest dwaze uitschieters: kathedralen als vaccineerplaatsen en een bisdom Berlijn dat alleen nog maar mensen met een QR-code in de Mis toelaat. Merkwaardig daarbij is het overigens wel: hoe meer de mens centraal is komen staan in de kerk, hoe meer ze de kerk ontvlucht zijn!
Hoewel in de praktijk van het kerkelijke leven dit neomodernische denken zich ruimschoots heeft doorgezet, wilden bepaalde groepen (clerici en theologen) in de Kerk meer. Men wil af van vaststaande dogma’s die als te star en te levensvreemd worden ervaren. Daarbij worden al heel lang de volgende eisen gesteld:
– (gedeeltelijke) afschaffing van het celibaat
– wijding voor de vrouw
– herziening van de kerkelijke (seksuele) moraal via situatie-ethiek en de gedachte van de fundamentele optie (geen zonde meer als je het maar goed bedoelt)
– communie voor hertrouwd gescheidenen
– in de laatste jaren erkenning van de rechten van homoseksuelen
– een oecumene waarin iedereen in eenheid met elkaar zijn “eigen waarheid” beleeft en volledige intercommunie.
Tot aan de huidige paus is het kerkelijk gezag op deze punten duidelijk geweest. Alle pausen hebben middels leerstukken deze aanvallen op de katholieke leer en traditie afgewezen. Julia Meloni laat in haar boek zien hoe een kleine groep kerkelijke figuren heeft geprobeerd bressen in die verdediging te slaan.
Die groep wordt bijzonder actief in de laatste jaren van het pontificaat van Johannes Paulus II, die men hopeloos ouderwets en een ramp voor de Kerk vindt. Men wil, kost wat kost, voorkomen dat hij opgevolgd wordt door Ratzinger, die vóór en tijdens het Concilie de Nouvelle Théologie was toegedaan maar die later een veel gematigder koers volgde en door de neomodernisten gevreesd werd. De groep zette in op de Argentijnse jezuïet Bergoglio. Centrale figuren waren de kardinalen Silvestrini en Martini. Een paar dagen na de dood van Johannes Paulus II kwam de groep in het huis van kardinaal Silvestrini bijeen om een tactiek te bespreken hoe men de keuze van Ratzinger zou kunnen verhinderen. Naast Martini waren daar o.a. de Duitse kardinalen Lehman en Kasper, de Brit O’Connor, de Belg Danneels. De coup mislukte, Bergoglio kreeg te weinig stemmen en Ratzinger werd gekozen.
Omdat men een kort pausschap verwachtte, probeerde men de neomodernistische positie te versterken in periodieke bijeenkomsten in het Zwitserse St. Gallen. Danneels noemde deze samenzwering schertsend de St. Gallenmaffia.
Als Benedictus XVI onder de druk van de omstandigheden (tegenwerking in de curie, o.a. Silvestrini; Martini die tegen de paus zegt dat hij voor het welzijn van de Kerk moet terugtreden etc) terugtreed, lukt het in het daaropvolgende conclaaf wel. De neomodernistische Bergoglio wordt gekozen. Hij is een voorstander van alle eisen (rijtje hier boven) van die groep. De manier om dit in de Kerk min of meer ongemerkt en geleidelijk te realiseren, is ambiguïteit, onduidelijk zijn, rookgordijnen leggen. Jezuïeten zijn daar goed in. Een “jezuïetenstreek” is niet voor niets een staande uitdrukking.
Steeds betuigt Franciscus met de mond zijn trouw aan het dogma van de Kerk maar tegelijk handelt hij in de praktijk, in zijn interviews en terloopse uitspraken anders. Het is moeilijk hem op directe ketterse uitspraken te betrappen maar hij leidt de Kerk wel een ketterse praktijk binnen. De verdedigers van de paus, onder wie veel bisschoppen, zullen zijn uitspraken altijd proberen goed en orthodox uit te leggen maar in feite zijn ze bijna altijd neomodernistisch bedoeld. Ik zou deze vorm van ketterij (theoretisch orthodox of fluïde) maar in de praktijk (graag ‘pastoraal’ genoemd) heterodox het liefst “cryptomodernisme” willen noemen. De paus gebruikt hiervoor bij voorkeur synodes waarvan de uitkomst door hem van te voren is bepaald en hoogstens wat bijgesteld wordt als de oppositie te groot is of van een niet te negeren zijde (de emeritus-paus) komt
Het cryptomodernisme is het grootste gevaar dat de Kerk momenteel vanuit de top bedreigt. Ik geef een paar voorbeelden van dit cryptomodernisme:
– de paus bevestigt formeel de onontbindbaarheid van het sacramentele huwelijk maar verzwakt de huwelijksnietigheidsprocedure zodanig dat het gemakkelijker wordt een huwelijk nietig te verklaren; bovendien staat hij via een voetnoot in “Amoris Laetitia” onder bepaalde voorwaarden toe dat hertrouwd gescheidenen biechten en communiceren zonder dat ze als broer en zus leven, zoals Johannes Paulus II in Familiaris Consortio had geëist. Dat is dus de facto de overspelige situatie van een tweede huwelijk (cfr. evangelie) ontkennen.
– de paus bevestigt de onmogelijkheid van de priesterwijding van de vrouw maar tegelijk start hij opnieuw een onderzoek naar de mogelijkheid van de diakenwijding voor vrouwen, een onderzoek dat nog niet zolang geleden met negatieve uitkomsten voor de vrouwenwijding heeft plaats gehad. Hier voert de paus de druk dus op in de door hem gewenste richting.
– wat de moraal betreft, ontkent de paus geen individuele morele eisen maar hij lijkt ze niet belangrijk te vinden. Nadrukkelijk heeft hij gezegd dat we ons wat minder druk moeten maken over de “zonden onder de gordel”. Dat is een typisch jaren-zestig-issue dat hij zich eigen heeft gemaakt. Hij maakt zich daar ook niet druk over, tenzij het gaat over misbruik van kinderen. Allerlei seksuele misstappen van figuren in zijn omgeving, als het maar volwassenen zijn, lijkt hij niet zo erg te vinden. Wat hij wel belangrijk vindt, zijn de collectieve zonden zoals hij die ziet: het niet ongebreideld verwelkomen van immigranten, het vervuilen van het milieu, en het niet meewerken aan een pan-Europese of globalistische agenda.
– Hoewel de paus niet ontkent dat homoseksualiteit een zonde is, lijkt hij in zijn omgang met hen homoseksualiteit goed te keuren. “Wie ben ik om te oordelen?” is hierbij een significante uitspraak. Bovendien benoemt hij praktiserende homoseksuelen in kerkelijke posities. Hij heeft het homohuwelijk tegen alle voorgaande pausen in goedgekeurd.
Een heel duidelijk kenmerk van het cryptomodernisme is de haat tegen de traditie die alleen vanuit de idee verklaard kan worden dat men alles vóór Vaticanum II als “voorbije waarheid” en van “voorbije waarde” ziet die afbreuk doet een modern christelijke geloof dat in de wereld nog aanspreekt. De waarden en de waarheden van het verleden zijn voorbij. De inzichten en de vermeende inzichten (de geest van het Concilie) zijn het nieuwe dogma. Dit is de ketterij die de Kerk en het geloof momenteel verwoest.
Die haat tegen de traditie komt tot uiting in:
– het verbod van de oude Mis in Traditionis custodes met alle drogredenen die het omgeven;
– de vervolging van diverse nieuwe kloosterstichtingen die als enige vergrijp hebben dat ze hun inspiratie vinden in de traditie. We noemen hier de franciscanen van de Onbevlekte en de jonge traditionele karmelietessen in Amerika;
– de subtiele vervolging van de contemplatieven die in federaties gedwongen worden die mogelijk hun charisma aantasten;
– de op handen zijnde visitatie van de Ecclesia Dei groepen (o.a. Petrusbroederschap) die bedoeld zijn hun einde in te luiden.
Cryptomodernisme is de ketterij van de ouderen in de Kerk en de mensen die onder hun invloed staan. Dat is echter wereldwijd een afnemende groep. Leven en groei, waarachtig beleefd katholiek geloof, bekeringen en jongeren zijn er, zij het op bescheiden schaal, bij de traditie. De ouderen hebben echter de macht in de Kerk, hebben de macht te vermalen en dat proberen ze. Ze kunnen dat echter alleen als wij ze de kans geven. Men moet immer God meer gehoorzamen dan mensen.
“Wie rijst daar op als de dageraad, schoon als de maan, stralend als de zon
en geducht als een leger in slagorde? Hooglied 6,10”
8 december 2021
Hoogfeest van Maria Onbevlekte Ontvangenis
Comments