God in het middelpunt of de mens? Dat is ook in de Kerk van Utrecht de vraag.
Het centrale probleem in de Kerk van vandaag, met name sinds de jaren zestig van de vórige eeuw, is dat niet meer God centraal staat maar de mens. De eerste vraag van de catechismus luidde indertijd: “Waartoe zijn we op aarde?” En het antwoord was: “Wij zijn op aarde om God te dienen en daardoor hier en hiernamaals gelukkig te zijn”. We hebben geen catechismus meer die iedereen moet leren (zou dat toevallig zijn?), maar in de hoofden van de meeste mensen luidt nu het antwoord: “Wij zijn op aarde om goed te zijn voor elkaar en gelukkig te worden”. God staat niet meer in het centrum of is zelfs helemaal uit de beleving verdwenen.
Dit noemt men ‘secularisatie’. Dit klink vriendelijker en ongevaarlijker dan ‘paganisering’ of verheidensing. Mensen worden ondertussen halve of hele heidenen. Dat gaat geleidelijk en omdat mensen erg veel waarde hechten aan hun geluksgevoel en graag alles positief duiden, hoort men liever niet spreken over geboden of nog erger over straffen voor het overtreden van die geboden. Theologen voorzien in die behoefte en vinden een nieuwe moraal uit waarin God zich aanpast aan het nieuwe levensgevoel van de mensen. Homoseksualiteit kan een hele mooie uiting zijn van liefde en trouw, schrijven ze dan in geleerde boeken die hevig aftrek vinden. Een ook een tweede huwelijk kan in de ogen van God zijn waarde hebben en iets moois zijn en weer rinkelt de kassa van de religieuze boekhandels. “Ja maar”, zegt dan nog een enkeling, “Jezus zegt in het evangelie toch iets heel anders, ja zelfs het tegendeel”. “Dat lezen jullie dan verkeerd”, zegt de theoloog, “daar moeten we een andere hermeneutiek op loslaten” Of zegt de generaal van de jezuïeten: “Misschien heeft Jezus het wel helemaal niet gezegd. We weten niet wat Jezus precies gezegd heeft. De evangelisten hadden geen bandrecorder bij zich.” Favoriet in die kringen is een (af)god die zo barmhartig is dat hij nooit straft en alles vergeeft, bekering of niet. Over oordeel wordt niet gesproken en de lege hel is volgens veel theologen, priesters en bisschoppen een plausibele optie. En zo faciliteren de theologen het afglijden van het christenvolk naar het heidendom. En het gros van het christenvolk laat het zich aanleunen en beantwoordt de theologen en de geestelijkheid die dit gedachtegoed aan het volk vertalen, met applaus. Zij hebben zogenaamd begrepen hoe het evangelie naar de nieuwe tijd vertaald moet worden. Die vasthouden aan het evangelie en aan de traditionele leer van de Kerk, worden verguisd. Zij begrijpen de noden van de mensen niet; zij zijn star en staan kennelijk met de rug naar de toekomst.
De liturgie van de Kerk is uitdrukking van haar geloof en vormt tevens het geloof van hen die regelmatig aan de liturgie deelnemen. Wil je het geloof veranderen, dan moet je de liturgie veranderen. Dat wisten Luther en Calvijn al. Ze veranderden langzaam de gebeden, houdingen en riten in de liturgie en in parochies waarin de pastoor protestant werd, werden de parochianen via de liturgie (vaak ongemerkt) in één generatie protestant.
Na het Concilie is iets dergelijks gebeurd. De liturgiehervorming, die feitelijk veel verder ging dan het Concilie wilde en zelfs op sommige punten tegen het Concilie inging, is weliswaar niet protestant maar wel minder katholiek dan de traditionele liturgie en heeft feitelijk de mogelijkheid geboden tot talloze misbruiken. De omkering van de altaren en het verlaten van de gezamenlijke gebedsrichting van priester en volk hebben God uit het centrum van de viering gehaald. Voeg daarbij de zelf verzonnen riten, de badinerende praatjes van de priesters, de zelf bedachte gebeden tot aan het hooggebed en de consecratiewoorden toe, dan heeft de eredienst plaats gemaakt voor een “fijne viering”. De hervormde liturgie verbiedt dit alles maar biedt er tegelijk door de talloze keuzemogelijkheden, inleidings- en uitleidingswoorden de aanleiding toe.
Zo zijn de mensen in de meeste parochies na het Concilie gevormd. Priesters deden maar wat. Bisschoppen zwegen of schreven na ingrijpen van Rome vermanende brieven maar deden verder niets. Het kwaad etterde dus door, met name in de mensen die de kerk niet verlieten of die er af en toe nog gebruik van maakten of die er nog komen omdat ze lid zijn van een koor. Hun geloof is zo verdund dat het nog weinig met het katholieke geloof te maken heeft. Ze zijn zelfs allergisch geworden voor kernbegrippen van het geloof: zonde, oordeel, vergeving, genade, verlossing, hel vagevuur, biecht. Waagt het een priester hierover in een preek te spreken en eventueel de nodige liturgische hervormingen door te voeren, dan beginnen die ‘gelovigen’ te steigeren, schrijven naar de krant en naar de bisschop. Deze laatste wil meestal het liefst dat de rust bewaart blijft en dat alles vanzelf goed komt (en dat hij zelf niet negatief in het nieuws komt). Hij biedt de priester een time out of psychologische begeleiding. Een overplaatsing is ook nog een mogelijkheid. En daarmee wordt bevestigd, wat in de liturgie al gevierd wordt, dat het “om “de mensen gaat” en niet om God. Niet Gods wil maar de wil van het misleide volk wil moet geschieden.
Zo is in de postconciliaire Nederlandse Kerk een enorm liturgisch misbruik ingeslopen dat ook terug te voeren is op het feit dat God uit het centrum van de gemeenschap is verdwenen om plaats te maken voor de mens. Liturgie is wezenlijk eredienst. We brengen God eer op de wijze zoals Hij het wil. De offerdienst van het Oude Testament heeft in het Nieuwe Testament plaats gemaakt voor het ene verlossende offer van Christus. In dat offer redt Christus ons van zonde en dood en tegelijk brengt Hij daarin het volmaakte offer van lof en dank aan de Vader. Dat offer van Christus blijft in de Kerk aanwezig in de eucharistie. Door de handen van de priester draagt Christus dit offer voortdurend op aan de Vader voor het heil van levenden en doden. Daarom heeft de Kerk vanaf het begin dit offer op zondag gevierd als haar hoogste vorm van eredienst. Ze heeft haar gelovigen verplicht om aan dit heilig offer deel te nemen om zo in Christus en in de christelijke gemeenschap te blijven. Let wel: de eredienst bestaat in het heilig Offer (offerande, canon, consecratie), niet in de communie waardoor je in het Lichaam en Bloed van de Heer de hele speciale vruchten van dat offer ontvangt. Tot die communie verplicht de Kerk je maar één keer per jaar, tot deelname aan het heilig Offer iedere zon- en verplichte feestdag.
In veel parochiekerken ging men in plaats van of soms ook naast de heilige Mis een zogenaamde woord- en communiedienst houden. Dat zijn vieringen waarin leken (in sommige bisdommen alleen pastorale werkers) voorgaan en die wel eens een mis met een gaatje werden genoemd, omdat het in alles op een Mis lijkt maar dan zonder duidelijke consecratie. Er worden twee redenen voor de viering aangehaald. Allereerst dat het manier is waarop de pastorale werker (die dan vaak een soort aangepaste nepstola draagt) zich als “pastor” (een niet toegestane maar desondanks graag gebruikte benaming) naast de priester kan profileren. Een twee argument is, dat de gemeenschap ter plaatse bij elkaar moet kunnen komen ofwel rond de eucharistie dan wel rond een andere viering. De plaatselijke gemeenschap wordt belangrijker geacht dan het soort viering.
Dat in deze redenering niet God maar de mens centraal staat, moge duidelijk zijn, en wel bij beide redenen. Het ‘opwaarderen’ van de pastorale werker heeft meer met de glorie van een mens dan met de eer van God te maken. Het zwaartepunt leggen bij de plaatselijke gemeenschap in plaats van bij volmaakte eredienst van het nieuwe testament, dient evenmin de eer van God.
Het is daarom volkomen begrijpelijk – zij het erg laat – dat kardinaal Eijk besloten heeft de woord- en communiediensten in het aartsbisdom in enkele jaren af te bouwen. Met het huidige tekort aan priesters en gelovigen is het noodzakelijk ons wat de eredienst betreft te concentreren, willen we de eucharistie het gewicht geven dat ze verdient. Het is niet de bedoeling om mensen die niet naar de Mis kunnen de communie te onthouden. Door de week blijft dat mogelijk. Maar de zondagse eredienst is geen communiedienst.
Dat er protesten zouden komen, zelfs felle protesten was te verwachten. Zo ver zijn we heen. Maar uit het oogpunt van katholiek geloof omtrent de heiligste dingen snijden die absoluut geen hout. We bewonderen de moed van de kardinaal die hiermee de Kerk van het aartsbisdom echt toekomstbestendig maakt.
C. Mennen
31 januari 2023
feest H. Don Bosco
Comments