De dissidenten van de synode
Column van Dan Hitchens in “The Catholic Herald”
Barack Obama maakte in 2012 bekend dat godsdienstvrijheid “een onvervreemdbaar recht is dat vervat ligt in onze constitutie. Als burger en als christen koester ik dit recht.” Als president echter spoorde hij zijn collega’s aan de Kleine Zusters van de Armen via rechtszaken te vervolgen waarbij men probeerde hen te dwingen hun geweten te verraden. Kortom, woorden zijn goedkoop. Beslissend is niet wat een leider zegt maar wie hij de macht geeft en wat hij bekrachtigt.
Paus Franciscus heeft de leer van het exclusief mannelijk priesterschap bevestigd en hij heeft gezegd afwijzend te staan tegenover een hervorming van het celibaat van de priesters. Toch zijn de mensen die hij een beslissende rol heeft gegeven in de Amazonesynode het oneens met de leer van de Kerk en zij zijn erop uit het priesterschap en de Kerk totaal te veranderen. Deze laatste zin lijkt een beetje overdreven. Maar alles ervan kan zonder twijfel worden aangetoond.
Gedurende de laatste vijf jaar heeft paus Franciscus bisschop Erwin Kräutler en zijn medestanders een belangrijke rol gegeven. Zij dringen erop aan dat de Kerk haar algemene eis van het priesterlijk celibaat laat vallen. In 2014 besprak Kräutler zijn ideeën met de paus. In 2015 vroeg de paus hem “stoutmoedige en gedurfde voorstellen” te doen voor het Amazonegebied, en twee jaar later benoemde Franciscus Kräutler in de commissie die de Amazonesynode moet organiseren. Kräutler heeft nu vorig jaar meegedeeld dat hij en zijn bondgenoten zo succesvol campagne hebben gevoerd dat hun idee van gehuwde priesters op de synode agenda zou komen; nu is het denkelijk een deel van de ontwerp van het slotdocument van de synode waarover morgen wordt gestemd.
Kräutler is het daarmee ook niet eens met de kerkelijke leer. Paus Johannes Paulus II heeft herhaaldelijk geleerd dat het mannelijk priesterschap een onveranderlijk leer is, die “definitieve instemming vereist”. We hebben het hier niet over aanwijzingen of onduidelijkheden, maar met een onveranderlijke leer van de Kerk die met de volledige kracht van het leerstellig gezag bevestigd wordt. Toch bekent Kräutler met een eerlijkheid die we niet vaak bij progressieve bisschoppen aantreffen dat hij daarin niet gelooft. Hij spreekt publiek zijn hoop uit, dat de synode een “stap” zal zijn naar het priesterschap voor de vrouw.
Ondertussen vertelde op de synode kardinaal Michael Czerny – die paus Franciscus zowel tot kardinaal als tot lid van de commissie voor het ontwerp van slotdocument voor de synode heeft benoemd – aan een journalist dat de wijding van vrouwen niet “van tafel” mocht. Kardinaal Schönborn, door de paus gekozen voor dezelfde commissie, speculeerde over een toekomst van vrouwelijk diakens, priesters en bisschoppen. De voorzitter van de commissie, kardinaal Hummes, gelooft dat de Kerk wel “reden zal kunnen vinden” om haar leer te “herzien”.
Maar de wijding van de vrouw is, minstens voor Kräutler, slechts een deel van het plaatje. Hij verwijst vaak naar het werk van een andere bisschop, Fritz Lobinger, die heel veel heeft geschreven over de wijding van gehuwde mannen. In het gedroomde plaatje van hervormingen van Lobinger wordt het priesterschap zoals we dat kennen naar de marge geschoven: in plaats daarvan worden gehuwde “oudsten” – misschien, beste lezer, u en ik – getraind om parttime onze sacramentele taken op te pakken. Wij “oudsten” zullen nog wel onze gewone kleren dragen en onze beroepstaken vervullen, maar we lezen ook de Mis, horen biecht enz.
Uiteindelijk, zo schrijft Lobinger, zullen er gemeenschappen zijn waar “oudsten” in aantal de ouderwetse priesters zulle overtreffen in een verhouding van 30 op 1 of 15 op 1 en kunnen katholieken “het stadium te boven komen waarin zij een voorkeur hebben” voor het oude systeem. De “eerste horde” op weg naar deze hervorming, zo gelooft Lobinger, is het diaconaat van de vrouw – een voorstel dat theologisch zeer twijfelachtig is maar dat heeft de samenstellers van het ontwerp slotdocument van de Amazonesynode er niet van weerhouden het in dit document op te nemen.
Er wordt vaak beweerd dat het debat van synode over gehuwde priesters alleen maar een mogelijke plaatselijke oplossing is voor het tekort aan priester in de Amazone. Lobinger is eerlijker: hij geeft toe dat een dergelijke discussie “alleen als wereldwijde discussie kan worden gevoerd, omdat de beslissing van een deel van de Kerk in deze kwestie onvermijdelijk alle anderen zal raken”. Het is ”niet zomaar een tijdelijke noodoplossing”, schrijft hij, “maar een nieuw beeld van de plaatselijke gemeenschap”.
Ook Kräutler hoopt op een revolutie: “De Amazonesynode”, zo gelooft hij, “kan de oorzaak worden van een baanbrekende stap in de universele Kerk”. Daar gaat het in de synode om: een plan, geformuleerd door mannen die openlijk de leer van de Kerk betwisten, om de religieuze ervaring van 1, 3 miljard katholieken om te vormen. Hybris (overmoed) zou een beleefd woord zijn. Maar ze hebben niet gehandeld zonder aanmoediging: bij de ontmoeting van Kräutler met de paus in 2014 bracht de paus zelf de voorstellen van Lobinger ter sprake. Franciscus heeft drie boeken van Lobinger gelezen en er lovend over gesproken.
Dus dit is het geval: op de Amazonesynode heeft Franciscus vrij baan gegeven aan critici van de katholieke leer om destructieve hervormingen aan de katholieke Kerk op te leggen. We schrikken terug voor deze conclusie want katholieken zijn verplicht tot de liefde voor de paus. Maar van hem houden ten koste van alles, van hem houden als we kritiek hebben op zijn daden en zelfs ingaan tegen zijn wensen, dat is nog steeds liefde en zeker een echtere vorm van loyaliteit dan hem vleien rond zijn ergste misstappen.
Weinig katholieken hebben een zo grote liefde voor de paus getoond als de Heilige Thomas More en John Fisher, die de marteldood stierven omdat zij het pauselijke oppergezag weigerden te ontkennen. Maar dat betekende niet dat zij het Vaticaan van hun tijd bewonderden. De grote katholieke historicus J.J. Scarisbrick schrijft: in de tijd van More en Fisher “was Rome, menselijk gesproken geen enkele liefde waard”. Toch hadden beiden de helderheid van geest om “de afkeer die zij van Rome gevoeld moeten hebben op menselijke vlak opzij te zetten en hun leven ervoor te geven”.
We nemen een ander voorbeeld van een zelfs nog betrouwbaarder bron. St.-Paulus zegt ons over de paus van zijn tijd die bepaalde bedenkelijke ideologische bondgenootschappen aanging: “ik weerstond hem in het gelaat, want hij stond onder het oordeel”. Kan iemand werkelijk volhouden dat St-Paulus op dat moment niet van St-Petrus hield? Was het daarentegen niet een van de ogenblikken dat hij hem het meest beminde?
25 oktober 2019
Write a Reply or Comment