Rome zonder paus: Jorge Mario Bergoglio is er, maar niet Petrus
Door Aldo Maria Valli
Bovenstaande titel is uitdagend en dat geldt ook voor onderstaand stuk van de hand van Aldo Maria Valli, een katholieke Vaticanist, jaargang 1957. Ik meen het toch te moeten plaatsen omdat het de gedachten en gevoelens weergeeft van veel gelovige, trouwe katholieken die ten diepste teleurgesteld zijn in het pausschap van paus Franciscus. Zij zijn geen sedevacantisten die in wanhoop proberen vast te houden als Benedictus als de rechtmatige paus maar zij hebben wel behoefte te horen dat zij niet gek zijn als ze waarnemen dat de paus niet echt handelt en spreekt als paus, en menen te zien dat deze paus door zijn handelen schade toebrengt aan de Kerk. Daarbij blijven de gedachte van Valli op de katholieke weg: we hebben weliswaar een paus maar één die zijn plicht verzaakt. Enfin, oordeelt u zelf.
Rome zit zonder paus. De stelling die ik wil verdedigen kan in deze vijf woorden worden samengevat. Als ik Rome zeg, bedoel ik niet alleen de stad waarvan de paus de bisschop is. Als ik Rome zeg, bedoel ik de wereld; ik bedoel de huidige werkelijkheid.
De paus, hoewel fysiek aanwezig, is er in werkelijkheid niet, want hij doet niet wat de paus moet doen. Hij is er wel, maar hij vervult niet zijn taak als opvolger van Petrus en plaatsvervanger van Christus. Jorge Mario Bergoglio is er; Petrus is er niet.
Wie is de paus? De definities, afhankelijk van of men het historische, theologische of pastorale aspect wil belichten, kunnen verschillend zijn. Maar in wezen is de paus de opvolger van Petrus. En welke taken heeft Jezus aan de apostel Petrus opgedragen? Enerzijds: “Weid mijn schapen” (Joh 21,17); anderzijds: “Wat gij op aarde bindt, zal in de hemel gebonden zijn, en wat gij op aarde ontbindt, zal in de hemel ontbonden zijn” (Mt 16,19).
Dit is wat een paus zou moeten doen. Maar vandaag is er niemand die deze taak vervult. “En gij, wanneer gij u hebt bekeerd, sterkt uw broeders in het geloof” (Lc. 22,32). Zo zegt Jezus tot Petrus. Maar vandaag weidt Petrus zijn schapen niet en versterkt hij hen niet in het geloof. Waarom? Iemand antwoordt: Omdat Bergoglio niet spreekt over God, maar alleen over migranten, ecologie, economie en sociale vraagstukken. Maar dat is niet zo. Eigenlijk spreekt Bergoglio wel over God, maar wat uit zijn hele prediking naar voren komt is een God die niet de God van de Bijbel is, maar een vervuilde God, een God, zou ik zeggen, die verzwakt is, of beter nog, aangepast. Aangepast aan wat? Aan de mens en zijn eis om gerechtvaardigd te leven alsof de zonde niet bestaat.
Bergoglio heeft zeker sociale thema’s in het centrum van zijn leer geplaatst en lijkt, met sporadische uitzonderingen, ten prooi te vallen aan dezelfde obsessies van de overheersende cultuur van de politieke correctheid, maar ik geloof dat dit niet de diepere reden is waarom Rome zonder paus zit. Als men maatschappelijke thema’s wil belichten, is het mogelijk een authentiek christelijk en katholiek perspectief te hebben. De kwestie met Bergoglio is een andere: het is dat zijn theologisch perspectief afwijkt. En wel om een heel specifieke reden: omdat de God over wie Bergoglio spreekt, niet iemand is die vergeeft, maar juist iemand die alle schuld wegneemt.
In Amoris Laetitia lezen we: “De Kerk moet de zwaksten van haar kinderen met aandacht en zorg begeleiden” (Hfdst. 8, par. 291). Het spijt me, maar zo is het niet. De Kerk moet zondaars bekeren.
Nogmaals in Amoris Laetitia lezen we dat “de Kerk de constructieve elementen niet veronachtzaamt in die situaties die nog niet of niet meer overeenstemmen met haar leer over het huwelijk(par. 314). Het spijt me, maar deze woorden zijn dubbelzinnig. In situaties die niet overeenkomen met haar leer, zouden er ook “constructieve elementen” zijn (maar in welke zin?); de missie van de Kerk is echter niet om geldigheid te geven aan dergelijke elementen, maar veeleer om zielen te bekeren tot de goddelijke liefde, waartoe men zich verbindt door de geboden na te leven.
In Amoris Laetitia lezen we ook: “Toch kan het geweten meer doen dan erkennen dat een bepaalde situatie objectief niet beantwoordt aan de algemene eisen van het Evangelie. Het kan ook met oprechtheid en eerlijkheid erkennen wat op dit moment het meest edelmoedige antwoord is dat aan God gegeven kan worden, en met een zekere morele zekerheid gaan inzien dat dit is wat God zelf vraagt te midden van de concrete complexiteit van iemands grenzen, terwijl het toch niet helemaal het objectieve ideaal is” (par. 303). Opnieuw is er sprake van dubbelzinnigheid. Ten eerste: er is geen “algemene eis” van het Evangelie, waaraan men zich meer of minder kan houden. Er is eenvoudigweg het Evangelie met zijn zeer specifieke inhoud; er zijn de geboden met hun duidelijkheid. Ten tweede: God kan nooit – ik herhaal: nooit – van iemand vragen om in zonde te leven. Ten derde: niemand kan beweren “een zekere morele zekerheid” te hebben over “wat God zelf vraagt te midden van de concrete complexiteit van iemands grenzen”. Deze verwarde uitdrukkingen hebben maar één betekenis: het legitimeren van moreel relativisme en het spelen van spelletjes met Gods geboden.
Deze God die zich bovenal inzet om de mens van schuld te bevrijden, deze God die op zoek is naar verzachtende omstandigheden, deze God die zich onthoudt van bevelen en er de voorkeur aan geeft te begrijpen, deze God die “dicht bij ons is als een moeder die een slaapliedje zingt”, deze God die geen rechter is maar die “nabijheid” is, deze God die spreekt over de “broosheid” van de mens en niet over de zonde, deze God die gericht is op de logica van pastorale begeleiding” is een karikatuur van de God van de Bijbel. Want God, de God van de Bijbel, is heel geduldig, maar niet laks; hij is heel liefdevol, maar niet toegeeflijk; hij is heel begripvol, maar niet meegaand in de zonde. In één woord, hij is een Vader in de volste en meest authentieke betekenis van het woord.
Het perspectief dat Bergoglio inneemt lijkt daarentegen dat van de wereld te zijn, die vaak niet het idee van God helemaal verwerpt, maar wel de kenmerken van God verwerpt die minder passen bij de permissiviteit die welig tiert. De wereld wil geen echte vader, die liefheeft in de mate waarin hij ook oordeelt, maar zij wil een maatje; of beter nog, een medereiziger die de dingen op zijn beloop laat en zegt: “Wie ben ik om te oordelen?”
Bij andere gelegenheden heb ik geschreven dat bij Bergoglio een visie de bovenhand voert die de echte visie omverwerpt: het is de visie die zegt dat God geen rechten heeft, alleen plichten. Hij heeft niet het recht om aanbidding te ontvangen die Hem waardig is, noch om niet bespot te worden, maar hij heeft wel de plicht om te vergeven. Volgens dit visioen geldt het omgekeerde voor de mens: de mens heeft geen plichten, maar alleen rechten. Hij heeft het recht om vergeven te worden, maar niet de plicht om zich te bekeren. Alsof er een plicht voor God zou kunnen zijn om te vergeven en een recht van de mens om vergeven te worden.
Daarom lijkt Bergoglio, die wordt afgeschilderd als de paus van barmhartigheid, mij de minst barmhartige paus die men zich kan voorstellen. In feite verwaarloost hij de eerste en fundamentele vorm van barmhartigheid die hem en hem alleen toekomt: de goddelijke wet prediken en zo de menselijke schepselen, vanuit de hoogte van zijn hoogste autoriteit, de weg wijzen die leidt naar redding en eeuwig leven.
Als Bergoglio een dergelijke “god” heeft bedacht – die ik opzettelijk met een kleine letter “g” aanduid omdat het niet de Ene en Drie-enige God is die wij aanbidden – dan is dat omdat er voor Bergoglio geen enkele zonde is waarvoor de mens vergeving moet vragen, noch persoonlijk, noch collectief, noch oorspronkelijk, noch werkelijk. Maar als er geen zonde is, dan is er ook geen Verlossing; en zonder de noodzaak van Verlossing heeft de Menswording geen zin, laat staan het verlossende werk van de ene Ark van de Verlossing, die de Heilige Kerk is. Men kan zich afvragen of die “god” niet veeleer de simia Dei – de aap van God – Satan is, die ons naar de verdoemenis leidt op het ogenblik dat hij ontkent dat de zonden en ondeugden waarmee hij ons verleidt, onze ziel kunnen doden en ons veroordelen tot het eeuwige verlies van het hoogste Goed.
Rome zit dus zonder paus. Maar terwijl het in Guido Morselli’s dystopische roman Roma senza papa fysiek zo was, omdat de fictieve paus in Zagarolo ging wonen, is Rome vandaag op een veel diepgaandere en radicalere manier zonder paus.
Ik kan de tegenwerping al horen: Maar hoe kun je zeggen dat Rome zonder paus is als Franciscus overal is? Hij is op TV en in de kranten. Hij heeft op de cover gestaan van Time, Newsweek, Rolling Stone, en zelfs Forbes en Vanity Fair. Hij staat op websites en in talloze boeken. Hij is door iedereen geïnterviewd, zelfs door Gazzetta dello sport [noot van de vertaler: de Italiaanse dagelijkse sportkrant die de meest gelezen krant is in Italië]. Misschien is nog nooit een paus zo aanwezig en zo populair geweest. Ik antwoord: dat is allemaal waar, maar hij is Bergoglio; hij is niet Petrus.
Het is zeker niet verboden voor de plaatsvervanger van Christus om zich bezig te houden met de dingen van de wereld. Integendeel. Het christelijk geloof is een vleesgeworden geloof, en de God van de christenen is God die mens wordt, die geschiedenis wordt; daarom schuwt het christendom de excessen van het spiritualisme. Maar om in de wereld te zijn is één ding maar het is iets heel anders om als de wereld te worden. Door te spreken zoals de wereld spreekt en te redeneren zoals de wereld redeneert, heeft Bergoglio Petrus doen verdampen en zichzelf op de voorgrond geplaatst.
Ik herhaal: de wereld, onze wereld geboren uit de revolutie van ’68, wil geen echte vader. De wereld geeft de voorkeur aan een metgezel. Het onderricht van een vader, als hij een echte vader is, is moeizaam, omdat het de weg wijst van vrijheid in verantwoordelijkheid. Het is veel gemakkelijker om iemand naast je te hebben die je gewoon gezelschap houdt, zonder je ergens op te wijzen. En dat is precies wat Bergoglio doet: hij toont een “god” die geen vader is maar een metgezel.
Het is geen toeval dat Bergoglio’s “kerk van naar buiten treden” graag het werkwoord “vergezellen” gebruikt – net als het hele modernisme. Het is een kerk die een metgezel is op de weg, die alles rechtvaardigt (door middel van een verwrongen begrip van onderscheidingsvermogen) en uiteindelijk alles relativeert.
Jezus is heel expliciet in deze zaak. “Wee, wanneer alle mensen met lof over u spreken” (Lc 6,26). “Zalig zijt gij, wanneer de mensen u haten en wanneer zij u buitensluiten en u beledigen en uw naam als slecht verwerpen, omwille van de Mensenzoon” (Lc 6,22).
Af en toe duikt er een gerucht op dat Bergoglio er ook aan denkt om af te treden, net als Benedictus XVI. Ik geloof niet dat hij iets dergelijks in gedachten heeft, maar het probleem is iets anders. Het probleem is dat Bergoglio de facto de protagonist is geworden in een proces van afscheid nemen van uit het Petrusambt.
Ik heb elders al geschreven dat Bergoglio nu aalmoezenier van de Verenigde Naties is geworden, en ik geloof dat deze keuze van ongekende ernst is. Maar nog ernstiger dan zijn vasthouden aan de agenda van de VN en aan wat politiek correct is, is dat hij het heeft opgegeven om met ons te spreken over de God van de Bijbel en dat de God die centraal staat in zijn prediking een God is die mensen van blaam zuivert, niet een God die vergeeft.
De crisis van de vaderfiguur en de crisis van het pausdom gaan hand in hand. Zoals de vader, verworpen en ontmanteld, veranderde in een gewone metgezel zonder aanspraak te maken op het recht om de weg te wijzen, zo is ook de paus niet langer de drager en de uitlegger van de objectieve goddelijke wet, maar verkoos hij een eenvoudige metgezel te worden.
Zo is Petrus verdampt juist op het moment dat wij hem het meest nodig hadden om ons God te tonen als een alomvattende Vader: een liefhebbende Vader: niet omdat hij neutraal is, maar omdat hij oordeelt; een barmhartige Vader: niet omdat hij lankmoedig is, maar omdat hij zich inzet om de weg te wijzen naar het ware goede; een barmhartige Vader: niet omdat hij relativerend is, maar omdat hij graag de weg wijst naar de verlossing.
Ik stel vast dat het protagonisme waaraan het Bergogliaanse ego zich overgeeft geen nieuwigheid is, maar voor een groot deel teruggaat op de nieuwe conciliaire antropocentrische formulering, waarmee pausen, bisschoppen en geestelijken zichzelf boven hun heilige ambt plaatsten, hun eigen wil boven die van de Kerk, hun eigen mening boven de katholieke orthodoxie en hun eigen liturgische uitspattingen boven de sacraliteit van de ritus.
Deze personalisatie van het pausdom is expliciet geworden sinds de plaatsvervanger van Christus, die zich wilde presenteren als “één zoals wij”, afzag van het gebruik van het pluralis humilitatis, waarmee hij aantoonde dat hij niet op persoonlijke titel sprak, maar samen met al zijn voorgangers en met dezelfde heilige Geest. Laten we er eens over nadenken: dat heilige “wij”, dat Pius IX deed sidderen bij de verkondiging van het dogma van de Onbevlekte Ontvangenis en de heilige Pius X bij de veroordeling van het modernisme, had nooit kunnen worden gebruikt om de afgodische cultus van de Pachamama te ondersteunen, noch om de dubbelzinnigheid van Amoris Laetitia of het indifferentisme van Fratelli Tutti te formuleren.
Wat de personalisatie van het pausdom betreft (waaraan de komst en de ontwikkeling van de massamedia in belangrijke mate hebben bijgedragen), moeten wij eraan herinneren dat er een tijd was waarin het, althans tot en met Pius XII, voor de gelovigen niet veel uitmaakte wie de paus was, omdat zij in elk geval wisten dat wie hij ook was, hij altijd dezelfde leer zou onderwijzen en dezelfde dwalingen zou veroordelen. Door te applaudisseren voor de paus applaudisseerden zij niet zozeer voor degene die op dat moment op de heilige troon zat, maar veeleer voor het pausdom, het heilige koninklijke status van de plaatsvervanger van Christus, de stem van de opperherder, Jezus Christus.
Bergoglio, die zich niet graag voorstelt als de opvolger van de prins der apostelen, en die in de Annuario Pontificio de titel “Plaatsvervanger van Christus” naar de achtergrond heeft geschoven, maakt zich impliciet los van het gezag dat Onze Heer aan Petrus en zijn opvolgers heeft toegekend. En dit is niet louter een canoniek vraagstuk. Het is een realiteit waarvan de gevolgen zeer ernstig zijn voor het pausdom.
Wanneer zal Petrus terugkeren? Hoe lang zal Rome zonder paus blijven? Het is zinloos die vraag te stellen. De plannen van God zijn mysterieus. We kunnen alleen bidden tot de hemelse Vader, met de woorden: “Uw wil geschiede, niet de onze. En heb medelijden met ons zondaars.”
Voor het eerst gepubliceerd op 20 februari 2021, op radioromalibera.org
Comments