Los van Vaticanum II en terug naar de Middeleeuwen
Dat de wereld de laatste decennia massief is binnengedrongen in de unieke constitutie en de morele opvattingen van de Kerk zal wel niemand ontgaan zijn en ook niet dat paus Franciscus hierin een twijfelachtige maar tevens beslissende rol speelt. Weliswaar onderschrijft hij met de mond de leer en de moraal van de Kerk maar hij verklaart tegelijk het primaat van de feiten en de “pastoraal” boven de “versteende leer en de moraal”. Dat verklaart zijn meedogenloze oorlog tegen de traditionele vleugel in de Kerk die vasthoudt aan de overgeleverde leer en de daarmee samenhangende praktijk. Hij gebruikt daarbij dictatoriale methodes gevoed door zuivere machtspolitiek en niet gehinderd door de principes van het eigen kerkelijk recht en de aequitas canonica, de canonieke billijkheid.
Heterodox opererende religieuze ordes, zoals bijvoorbeeld de jezuïeten die leerstellig en moreel een funeste invloed uitoefenen blijven ongemoeid, erger nog zij ontvangen erkenning en aanmoediging en dus worden ook, zij het via een omweg, hun heterodoxe opvattingen bevestigd. Tegelijk worden traditionele gemeenschappen onderworpen aan vijandige en desastreuze visitaties. En dat terwijl zij vaak vitale gemeenschappen zijn met veel jonge enthousiaste leden. Hun enige, of minstens voornaamste misdaad lijkt te zijn dat zij gehecht zijn aan de traditionele leer en liturgie van de Kerk.
Bisschoppen, wier enige misdaad lijkt te zijn dat ze publiek de traditionele leer verkondigen, worden zonder enige behoorlijke aanklacht afgezet. De bisschoppen Strickland en Rey zijn daarvan de meest recente voorbeelden. Pure machtspolitiek ten dienste van een meer dan dubieuze agenda zonder enige canonieke basis dan alleen de volkomen willekeurige machtspositie van de paus die in mijn ogen meer lijkt op machtsmisbruik dan op een echt herderlijke uitoefening van het primaat. Ik kan me voorstellen dat de Oosterse orthodoxie denkt: tegen een dergelijk jurisdictieprimaat hebben wij theologische bezwaren en daaraan willen wij ons nimmer onderwerpen. In die zin is het pontificaat van Franciscus niet alleen een ramp voor de katholieke Kerk maar ook voor de oecumene.
Als machtsinstrument worden ook door de paus kardinaalsbenoemingen ingezet. Criteria lijken niet meer te zijn het bezetten van een belangrijke zetel, orthodoxie en voortreffelijke bestuurlijke en pastorale kwaliteiten, maar heterodoxe opvattingen, het bezetten van onbelangrijke zetels in de marge of het “pesten” van een geschiktere maar “te brave” kandidaat in de buurt. U kunt de lijst van kardinalen met hun opvattingen op belangrijke punten vinden op de uitstekende website The College of Cardinals Report
Een recente uiting van buigen voor een werelds feminisme in de Kerk is de benoeming van een 62-jarige zuster tot prefect van het dicasterie voor de religieuzen. Als ondergeschikte medewerker van deze zuster is een kardinaal benoemd. Dat is niet de omgekeerde wereld maar de “omgekeerde Kerk”. Een niet-gewijde heeft nu bestuursmacht over alle religieuzen in de wereldkerk (ook over alle priester-kloosterlingen) en geeft leiding aan een bisschop die haar assistent is. Dit gaat in tegen de wezenlijke hiërarchische structuur van de Kerk. Immers in de Kerk van Christus komt het gezag, de bestuursmacht, niet voort uit het volk, zoals in moderne democratieën, maar het komt voort uit Christus zelf. Hij is het Hoofd van Kerk. Hij geeft leiding aan zijn Kerk en Hij doet vanaf het begin door het gewijde, apostolische ambt. In de middeleeuwse Kerk is het voorgekomen dat bestuursmacht in de Kerk (jurisdictiemacht) losgemaakt werd van de wijding. Er waren (vaak adellijke) bisschoppen die zich nooit lieten wijden maar wel formeel het bisdom bestuurden terwijl ze de prediking en de bediening van de sacramenten overlieten aan wijbisschoppen. Tevens waren er abdissen van vrouwenkloosters die een regio rond de abdij als bisschop bestuurden, terwijl ze voor de toediening van priesterwijdingen bisschoppen inhuurden. Ziet u de parallel met de hoge non in Rome? Later werd dit als een misbruik en als een verduistering van de hiërarchische constitutie van de Kerk gezien. Het Tweede Vaticaans Concilie, dat Franciscus zo hoog in het vaandel zegt te hebben, heeft hierover een duidelijk standpunt ingenomen.
De Constitutie over de Kerk, Lumen Gentium, zegt: «De bedienaars immers staan krachtens de gewijde macht waarover zij beschikken in dienst van hun broeders…» De ene «potestas sacra» (gewijde macht) is betrokken op en wordt werkzaam in het drievoudig dienstambt: van leren, heiligen en leiden. Het Concilie wil de potestas sacra als één werkelijkheid sacramenteel funderen. Daarom wordt met betrekking tot het bisschopsambt, dat de volheid van het wijdingssacrament inhoudt, gezegd: «De bisschopswijding nu geeft samen met de heiligingsmacht, ook het leergezag en de bestuursmacht”. Dus bisschopswijding en het verlenen van het drievoudige munus zijn één sacramentele werkelijkheid. Wat de priesterwijding betreft benadrukt het Concilie eveneens de band met het drievoudige munus en verklaart dat de priesters in de uitoefening van de hun volmacht, die hun door de wijding eigen is, van de bisschoppen afhangen. Hiermee heeft het Concilie gebroken met een eeuwenlange traditie in de Kerk, waarin wijdings- en jurisdictiemacht steeds meer uit elkaar kwamen te liggen. De wijdingsmacht werd steeds meer alleen op het sacramentele, liturgische vlak betrokken en de jurisdictie op het uitwendige bestuur van de Kerk. Daarachter zat eigenlijk een dualistische kerkvisie: enerzijds de Kerk als sacramentele werkelijkheid en anderzijds de Kerk als een uitwendige maatschappelijke grootheid. Het Concilie distantieert zich van deze ontwikkeling en onderstreept de organische band tussen de sacra potestas en het sacrament van de wijding.
Deze leer van het Concilie en de concretisatie daarvan in het nieuwe Kerkelijke Wetboek had bijvoorbeeld tot gevolg dat een priester die tot paus gekozen wordt, niet bij de aanvaarding van de keuze meteen de pauselijke jurisdictiemacht krijgt, maar onmiddellijk binnen het conclaaf tot bisschop gewijd moet worden voordat zijn keuze aan het volk bekend gemaakt wordt. In Nederland hebben we de consequentie gezien in de kerkbesturen. Om de positie van de leek te bevorderen hadden de bisschoppen het in de zestiger jaren mogelijk gemaakt dat niet de pastoor maar een leek voorzitter van het kerkbestuur werd. Dit moest vanuit Rome op grond van de conciliaire inzichten en de nieuwe Codex worden teruggedraaid: de pastoor is krachtens zijn ambt voorzitter van het kerkbestuur en in alle opzichten de hoogste bestuurder van de parochie.
De paus vindt bij progressieve, liberale bisschoppen gemakkelijk navolging. Zo hebben we in België gezien dat de aartsbisschop van Mechelen-Brussel voor het Waals-Brabantse gebied van het bisdom in plaats van een hulpbisschop die praktisch zelfstandig als vicarisgeneraal dat gebied bestuurde een dame heeft benoemd met dezelfde volmachten. Omdat volgens het kerkelijk recht een vicaris-generaal minstens een priester moet zijn (hiërarchisch ambt) heet betreffende mevrouw geen vicaris-generaal maar “gedelegeerde”. U ziet hoe men de geest van de wet via de letter probeert te omzeilen. Nog bonter dan in Rome maakt men het in België door het bisschoppelijk voorschrift “madame la délégué” met de aartsbisschop en de hulpbisschoppen in het eucharistisch gebed van de Mis te noemen. Die eer is zelfs nooit aan vicarissen-generaal (man en priester) te beurt gevallen.
Het feit dat men noch in Rome noch in België mannelijke leken kiest voor deze functies maar specifiek vrouwen, betekent dat men niet alleen leken in “hiërarchieke” functies wil benoemen maar vooral vrouwen. Dan zijn we via het feminisme weer terug bij de middeleeuwse abdissen wat het met mond veelgeprezen Vaticanum II ook gezegd en bepaald heeft. En dat ten nadele van de structuur zoals Christus die voor zijn Kerk gewild heeft.
Vooravond van het feest van de Doop van de Heer
11 januari 2025
C. Mennen pr
Write a Reply or Comment