Something is really rotten in the Church of Rome
“Something is rotten in the state of Denmark”. Deze uitspraak uit Shakespeare’s “Hamlet” is van toepassing op wat er gaande is in de Kerk van vandaag, in haar theologie en moraal zoals die sinds het Concilie gedoceerd wordt aan theologische faculteiten en die sindsdien ook de in die faculteiten en seminaries opgeleide priesters en bisschoppen heeft geïnfecteerd. De weerstand daartegen vanuit het pauselijk gezag (met name Johannes Paulus II en Benedictus XVI) dat tot voor kort krachtig vasthield aan de verdediging van de traditionele leer en moraal (het depositum fidei) is verzwakt en is zelfs onder Franciscus soms omgeslagen in een nefaste dubbelzinnigheid die de ketterij van de theologen begunstigt en de gewone katholieken in de kou laat staan.
Je kunt nu meemaken dat er over de hele wereld priesters, bisschoppen en kardinalen zijn die openlijk (sinds Franciscus!!) vinden dat de katholieke Kerk haar seksuele moraal moet aanpassen aan de opvattingen van deze tijd. We hoorden onlangs nog de aartsbisschop van Luxemburg en voorzitter van de Europese Bisschoppenconferentie, de jezuïtenkardinaal Hollerich, verklaren dat de leer van de Kerk over homoseksualiteit grondig herzien moet worden. Merkwaardigerwijs baseert hij deze volgens hem noodzakelijke verandering op het feit dat “de sociologisch-wetenschappelijke grondslag voor deze leer niet langer juist is”. Echter de Kerk heeft de seksuele moraal nooit gebaseerd op welke sociologische benadering dan ook, maar op filosofisch-theologische gronden aangereikt door bijbel en natuurwet, gebaseerd op de Bijbelse scheppingsleer. Maar die doen er voor eminentie Hollerich blijkbaar niet meer toe. Hij voelt zich in zijn visie gesterkt door paus Franciscus die al eerder deuren in die richting heeft opengezet. Overigens: Hollerich wordt genoemd als mogelijke opvolger van paus Franciscus.
Waar het boven geciteerde citaat van Shakespeare helemaal op toepasbaar is, is op de Kerk van Duitsland: “Something is rotten in the Church of Germany!” In de Synodale Weg willen spraakmakende Duitse katholieken onder leiding van een groot deel van hun bisschoppen af van de traditionele seksuele moraal en proberen dat nu ook door te drukken.
In dat licht moeten we ook de publiciteitsaanval van het aartsbisdom München onder leiding van kardinaal Marx zien tegen emeritus paus Benedictus. In de publiciteit heeft men breed uitgemeten dat Benedictus toen hij aartsbisschop van München was, een priester die misbruik had gepleegd een nieuwe benoeming zou hebben gegeven. Toen dit niet echt uit de stukken bleek, viel men terug op het argument, dat aannemelijk zou zijn. Maar het kwaad was geschied en het doel was bereikt. De grote verdediger van de katholieke moraal moest in een kwaad daglicht worden gesteld om de eigen doelen te kunnen bereiken.
Een goed inzicht in de achtergronden van deze ketterse bewegingen de Kerk geeft het onderstaande artikel van Stefano Fontana dat ik voor u heb vertaald.
De triomf van de porno theologie
door Stefano Fontana*
Het hoofdartikel van Riccardo Cascioli, hoofdredacteur van Nuova Bussola Quotidiana, over de homolobby als matrix van de aanvallen tegen Benedictus XVI maakt duidelijk dat het natuurlijk gaat om een netwerk van persoonlijke connecties om elkaar te dekken en gemeenschappelijke vijanden in de Kerk te bestrijden, maar ook om theologische standpunten die gepromoot worden als dekmantel voor de eigen aspiraties en concrete acties. De homolobby bestaat uit wederzijdse gunsten van haar leden, maar zij beroemt zich ook op theologische rechtvaardigingen om een wijziging van de morele leer van de Kerk te bewerkstelligen om haar gedragingen te dekken.
De interne steun van de lobby is er dus ook op gericht de officiële leer van de moraaltheologie te veranderen, bijvoorbeeld door de tekst van de catechismus over homoseksuele handelingen te wijzigen, of het overspel van hertrouwde echtelieden die more uxorio samenwonen te reduceren tot een soort ongeluk op de weg van de onderscheiding.
Deze benadering, waarvoor vandaag niet alleen onder theologen maar ook bij het kerkelijk gezag en het leergezag van de Kerk duidelijke tekenen te vinden zijn, komt echter niet uit de lucht vallen, want de (theologische) voorwaarden ervoor zijn reeds meer dan vijftig jaar geleden geschapen. In het begin van de jaren zeventig van de vorige eeuw sprak de filosoof en Stigmatijner priester Cornelio Fabro van een “pornotheologie”, beoefend door “pornotheologen”. In zijn boek “Het Avontuur van Progressieve Theologie ” schreef hij dat post-conciliaire morele theologie:
“(…) in de modder is beland en het ongebreidelde hedonisme van de consumentistische bourgeoisie heeft gelegitimeerd (…) het enige wat overblijft is situatie-ethiek, de moraal van het (psychologische, sociologische, politieke) compromis en het eigen gemak”.
Deze “pornotheologen” hebben zich “aan de andere kant van de barricade geplaatst, die van het hedonisme en de vulgariteit”, zij spreken “met uiterste ernst over de bevrijdende functie van het marxisme en het meest buitensporige freudianisme (…), zij kiezen openlijk partij tegen het uitverkoren volk van de gelovigen”, en “wat vroeger modder en morele ellende was, wordt nu beschouwd als de verwerkelijking van de persoonlijkheid”.
“Pornotheologie”, zegt pater Fabro op een nog vastberadener toon, “is de bespotting en laster van de moraal die de martelaren en heiligen gekenmerkt en gevormd heeft”.
Deze observaties vallen samen met de aanklacht tegen de “ineenstorting van de katholieke moraaltheologie” die Benedictus XVI in zijn Nota over misbruik van april 2019 betreurde, en met de beroemde vermaning van kardinaal Ratzinger in de Mis pro eligendo Pontifice van 18 april 2005, dat zovelen in de Kerk bereid zijn zich “heen en weer te laten drijven door de windvlaag van een of andere doctrinaire opvatting”, waaronder niets anders overblijft dan “het eigen ego en zijn begeerten”. Deze uitspraak was misschien altijd in metaforische zin opgevat, maar in het licht van Fabro’s “pornotheologie” wordt hij begrijpelijk in zijn letterlijke betekenis. Benedictus XVI zal toegeven dat pater Fabro hem voor was: hij voorzag alles lang vóór hem.
In 1973, bedacht pater Fabro de term “pornotheologie”.
Pater Fabro schreef wat ik zojuist noemde na twee gebeurtenissen die in die jaren in de Kerk hadden plaatsgevonden: de bijeenkomst van Italiaanse theologen in januari 1971 in Ariccia en de publicatie in 1973 door de uitgeverij Paoline (Zusters Paulinen) van het Dizionario enciclopedico di teologia morale (Encyclopedisch Woordenboek van de Moraaltheologie) onder redactie van L. Rossi en A. Valsecchi. Zoals bekend waren katholieke uitgevers tussen het eind van de jaren zestig en het begin van de jaren zeventig van de vorige eeuw druk bezig een ware redactionele bom te laten ontploffen die zou leiden tot een nieuwe theologische cultuuroorlog binnen de Kerk. In deze bom zijn de twee bovengenoemde gebeurtenissen van groot belang. In het eerste geval werd het begrip van de theologie veranderd; in het tweede geval dat van de moraaltheologie.
Op de conferentie van Ariccia en in de 651 bladzijden van het conferentieverslag werd theologie opgevat als antropologie. Pater Fabro schrijft hierover:
“De openbaring moet worden gefilterd, dat wil zeggen bemiddeld, teruggebracht tot de dimensies van de menselijke subjectiviteit en tot een horizontale lijn gebracht … Dit betekent dat het hele werk van de Traditie en het Leergezag moet worden gezuiverd”.
Hij noemt Karl Rahner als de “hoofddader van de vernietiging”. De redacteur van de conferentiebundel was de Rahneriaan Alfredo Marranzini SJ.
De nieuwe theologen veranderen de methode van de theologie. Zij achten het van fundamenteel belang de openbaring over te brengen in de veranderende tijden en zij menen dat de Kerk zich in de wereld moet verdiepen en moet meewerken aan de doelstellingen die deze zich heeft gesteld. Tot dan toe was de theologie gebaseerd op de Heilige Schrift, de Traditie, de leer van de Vaders en de Concilies, en het onfeilbare leergezag van de Kerk. De nieuwe theologie moet gebaseerd zijn op de geschiedenis, de mensen, de veelheid van menselijke talen en situaties. Met de verbanning van de metafysica, moet het gebaseerd zijn op hermeneutiek. Voor de Rahneriaan Duilio Bonifazi (priester van het aartsbisdom Fermo) moeten we het “zijn als tijd en de tijd als zijn” begrijpen. De beslissing ten gunste van Heidegger had niet treffender kunnen worden geformuleerd. In Ariccia werd besloten dat het basiskader van de theologie niet langer de dogmatiek moest zijn, en vanaf dat moment begon het dogma inderdaad niet langer een goede gezondheid te genieten onder theologen en in seminaries.
De Encyclopaedic Dictionary of Moral Theology uit 1973 bracht deze verandering in de moraaltheologie. Enrico Chiavacci (priester van het aartsbisdom Florence), die tot aan zijn dood opriep tot een herziening van de leer van de Kerk over homoseksualiteit, schreef in dit woordenboek onder het punt “Natuurwet” dat het “de natuur van de mens is om geen natuur te hebben”. Dit betekent dat hij slechts één bestaan heeft, of, om terug te komen op de formulering van Bonifazi hierboven, dat hij in wezen tijd is, de situaties die zich daarin voordoen, bemiddeld door het geweten, en dat de zedelijke norm altijd opnieuw moet worden bekeken, omdat die geen aanspraak kan maken op een definitieve vaststelling, noch kan worden uitgedrukt in termen van absolute uitspraken.
De pornotheologie heeft sindsdien een lange weg afgelegd.
16 februari 2022
Write a Reply or Comment