Stellingname van kardinaal Burke ten aanzien van de onwettige regelingen tegen de privé Missen in de St. Pieter
Op 12 maart 2021 heeft de Eerste Sectie (voor Algemene Zaken) van het Staatssecretariaat van paus Franciscus een document gepubliceerd met bepaalde bevelen betreffende het opdragen van de Heilige Mis in de Pauselijke Basiliek van Sint Pieter in het Vaticaan. Het document is gericht aan de buitengewoon commissaris van de kerkfabriek van Sint Pieter (Commissario Straordinario della Fabbrica di San Pietro), het canoniek instituut dat verantwoordelijk is voor de zorg van de pauselijke basiliek, de kanunniken van het Vaticaanse kapittel (Canonici del Capitolo Vaticano) en het Bureau voor Liturgische Vieringen van de Basiliek (Servizio Celebrazioni liturgiche della Basilica). Zowel de vorm als de inhoud van het document rechtvaardigen de diepste bezorgdheid van de gelovigen en vooral van de priesters. Deze zorg richt zich niet alleen tot de Pauselijke Basiliek van Sint Pieter, maar ook tot de universele Kerk, aangezien de Pauselijke Basiliek van Sint Pieter op een bijzondere manier het spirituele thuis is van alle katholieken en als zodanig model zou moeten staan voor de liturgische discipline van de afzonderlijke Kerken.
Wat de vorm van het document betreft, zijn er verschillende punten van zorg.
1. het is een niet-ondertekend document van de Eerste Sectie van het Staatssecretariaat, zonder protocolnummer, bedoeld om het heiligste aspect van het leven van de Kerk, de viering van de H. Mis, te regelen. Het draagt het zegel van de Eerste Sectie met initialen. Hoewel het document authentiek lijkt, d.w.z. niet vervalst, kan het niet worden beschouwd als een document dat geldige wetgeving voor de Heilige Liturgie bevat.
2 Het Staatssecretariaat is niet bevoegd voor de liturgische discipline van de Kerk en in het bijzonder niet voor de liturgische discipline in de Sint-Pietersbasiliek in het Vaticaan. Men kan zich terecht afvragen op grond van welk gezag het Staatssecretariaat richtlijnen heeft uitgevaardigd die in strijd zijn met de discipline van de universele Kerk. Een andere vraag betreft het proces dat heeft geleid tot de publicatie van zo’n abnormaal document.
3) Gezien de onbekwaamheid van het Staatssecretariaat in dezen, hebben de gelovigen het recht te weten welke bevoegde autoriteit het Staatssecretariaat de opdracht heeft gegeven de Heilige Liturgie te regelen, d.w.z. richtlijnen te geven voor de viering van de Heilige Mis in de Pauselijke Basiliek van de H. Pieter.
4. De Pauselijke Basiliek van Sint Pieter in het Vaticaan heeft nu een kardinaal-aartspriester, maar het document in kwestie is niet officieel aan hem medegedeeld. Evenmin wordt melding gemaakt van zijn verantwoordelijkheid voor de liturgische discipline in de aan hem toevertrouwde basiliek.
Ook de inhoud van het document geeft aanleiding tot grote bezorgdheid.
1. het document impliceert dat de H. Missen in de Sint-Pietersbasiliek momenteel worden opgedragen in een sfeer waarin het in zekere mate ontbreekt aan innerlijke bijeenkomst en liturgisch decorum (“di raccoglimento e di decoro”). Dat is zeker niet mijn ervaring. Ik ken veel priesters die in Rome wonen of er op bezoek zijn en die de H. Mis in de Sint-Pietersbasiliek hebben opgedragen of regelmatig opdragen. Hoewel zij mij hun diepe dankbaarheid hebben betuigd voor de gelegenheid om de H. Mis in de Basiliek te vieren, hebben zij met geen enkel commentaar gesuggereerd dat de sfeer waarin zij de H. Mis in de Basiliek vierden op enigerlei wijze de eerbied, de innerlijke devotie en de waardigheid miste die het Sacrament der Sacramenten toekomt.
2. het document legt concelebratie op aan priesters die de mis willen opdragen in de Sint-Pietersbasiliek, hetgeen in strijd is met het universele canonieke recht en op ongerechtvaardigde wijze interfereert met de primaire plicht van de individuele priester om dagelijks de mis op te dragen voor het heil van de wereld (Can. 902). In welke kerk zou een priester de H. Mis, die de meest volmaakte en alomvattende wijze is waarop hij zijn priesterlijke zending uitoefent, meer willen opdragen dan in de Sint-Pietersbasiliek? Indien een individuele priester de mis in de basiliek wil opdragen, zal hij, zodra de desbetreffende richtlijnen van kracht zijn, gedwongen worden tot concelebratie, hetgeen een inbreuk betekent op zijn vrijheid om de mis individueel op te dragen.
3. Wat het individueel offeren van de H. Mis betreft, zij opgemerkt dat dit niet alleen een recht van de priester is, maar ook een grote geestelijke vrucht voor de gehele Kerk, omdat de oneindige verdiensten van het Misoffer vollediger en uitgebreider worden toegepast op een wijze die past bij onze eindige en tijdelijke natuur. Het is nuttig na te denken over de leer van het Concilie van Trente betreffende de situatie van een priester die de H. Mis opdraagt zonder dat een lid van de gelovigen de H. Communie ontvangt. Wat de deelname van de gelovigen aan de H. Mis betreft, leert het Concilie: “Het heilige Concilie wenst zeker dat de gelovigen die bij elke mis aanwezig zijn, daaraan niet alleen deelnemen door geestelijke toewijding, maar ook door de sacramentele ontvangst van de Eucharistie, opdat de vruchten van dit allerheiligst offer hun ten volle ten deel vallen.” Verder staat er: “Maar als dit niet altijd gebeurt, veroordeelt het Concilie ze daarom niet als besloten en ongeoorloofde missen [Can. 8] waarin alleen de priester communiceert. Integendeel, het keurt ze goed en prijst ze, want ook zij moeten als werkelijk gemeenschappelijke missen worden beschouwd, zowel omdat het volk er geestelijk in samenkomt, als omdat ze worden opgedragen door een officiële bedienaar van de Kerk, niet voor zichzelf alleen, maar voor alle gelovigen die tot het Lichaam van Christus behoren” (Zitting XXII, hoofdstuk 6). Er zij ook op gewezen dat een priester nooit alleen de H. Mis opdraagt, zelfs als er niemand anders fysiek aanwezig is, omdat de engelen en de heiligen bij elk H. Misoffer assisteren (Can. 903).
4 Met betrekking tot de Buitengewone Vorm van de Romeinse Ritus, die in het document abusievelijk de Buitengewone Ritus wordt genoemd, spreekt het document van “bevoegde priesters”, maar geen enkele priester van goede reputatie heeft een vergunning nodig om de H. Mis volgens de Buitengewone Vorm van de Romeinse Ritus te celebreren (Motu Proprio Summorum Pontificum, art. 2). Bovendien beperkt het document het opdragen van de H. Mis volgens de buitengewone vorm of Usus Antiquior van de Romeinse ritus in de Pauselijke Basiliek van Sint Pieter tot de Clementijnse Kapel, op vier vastgestelde tijdstippen. Moeten we dan aannemen dat slechts vier priesters elke dag de mis mogen opdragen volgens het Usus Antiquior in de pauselijke basiliek van Sint Pieter? Aangezien het universele canonieke recht individuele priesters in dergelijke omstandigheden toestaat de mis te vieren volgens de gewone vorm (Usus Recentior) of de buitengewone vorm (Usus Antiquior), is de richtlijn in kwestie rechtstreeks in strijd met het universele canonieke recht.
5 Het document schrijft ook voor dat de mis in concelebratie liturgisch wordt bezield (siano animate liturgicamente) door de bediening van lectoren en voorzangers. Hoewel de liturgische discipline van de Kerk voorziet in de dienst van lectoren en voorzangers, is het niet hun taak de heilige Liturgie te bezielen. Christus alleen, in wiens persoon de priester handelt, bezielt de heilige Liturgie. Daarom mag men niet denken dat het afzonderlijk opdragen van de H. Mis op de een of andere manier minder bezield is – in de ware geestelijke zin – dan de mis in concelebratie.
6 Omwille van het katholieke geloof en omwille van de goede orde van de heilige liturgie, die de hoogste en meest volmaakte uitdrukking is van het leven van de Kerk in Christus, moet het document in kwestie onmiddellijk worden ingetrokken, dat wil zeggen vóór de geplande inwerkingtreding ervan op 22 maart van deze maand. Bovendien moet de gedachtegang die aan een dergelijk document ten grondslag ligt, worden gecorrigeerd en moeten tegelijkertijd de discipline van de universele Kerk en de daaraan ten grondslag liggende liturgische leer aan de gelovigen worden voorgelegd.
Tenslotte erkent de kerkelijke discipline het recht, ja zelfs de plicht, van de gelovigen van Christus om aan hun herders hun bezorgdheid kenbaar te maken over zaken die het welzijn van de Kerk betreffen, en evenzeer om die bezorgdheid aan alle gelovigen van Christus kenbaar te maken (Can. 212 § 3). Gezien de ernst van de situatie die door het document in kwestie wordt gepresenteerd, hoop ik dat veel van de gelovigen van Christus, voor wie de Sint Pieter in bijzondere zin hun moederkerk is, en vooral veel priesters uit de hele wereld, aan paus Franciscus en zijn staatssecretariaat hun sterke bezwaar tegen het document in kwestie kenbaar zullen maken.
+ Raymond Leo kardinaal BURKE
Rome, 13 maart 2021
Write a Reply or Comment