INTERVIEW MET AARTSBISSCHOP CARLO MARIA VIGANÒ DOOR RADIO SPADA
Radio Spada: Goedemorgen, Excellentie. Wij danken u voor het gesprek dat we zullen hebben. Laten we beginnen met Galleria Neovaticana [de titel van het boek kan vertaald worden als “De Neo-Vaticaanse Galerij”], een nieuw boek van Marco Tosatti waarvoor u het Voorwoord heeft geschreven. Staat u ons toe een anekdote te vertellen: slechts enkele uren na het bericht dat het boek gedrukt zou worden, verscheen er een bericht op Twitter, uiteraard alleen gebaseerd op de omslag en de titel van het boek, waarin men zich afvroeg in hoeverre het in overeenstemming was met het evangelie om een boek te drukken dat gewijd was aan schunnige beschuldigingen en feiten die niet altijd stichtelijk zijn. Wat zou u antwoorden op dit bezwaar?
Aartsbisschop Carlo Maria Viganò: Staat u mij toe hier in herinnering te brengen dat Benedictus XVI, in de maanden voorafgaand aan zijn besluit om de opmerkelijke titel van “paus emeritus” aan te nemen, een Commissie van Kardinalen instelde, voorgezeten door kardinaal [Julian] Herranz, en samengesteld uit de kardinalen [Jozef] Tomko en [Salvatore] De Giorgi, met de opdracht een grondig onderzoek uit te voeren naar de vertrouwelijke informatie die in de “Vatileaks”-affaire [in 2011] werd verspreid. Bij die gelegenheid heb ik meer dan eens aan kardinaal Herranz moeten vragen om mijn getuigenis te mogen toevoegen, aangezien het niet zijn bedoeling was om mij te ondervragen, ook al was ik persoonlijk betrokken geweest als auteur van voor de paus bestemde vertrouwelijke documenten die waren gestolen en aan de pers waren overhandigd. Ik gaf hun een omvangrijk dossier waarin ik alle disfuncties [van de Romeinse Curie] uiteenzette en het netwerk van corruptie beschreef dat ik had leren kennen en waarmee ik te maken had als secretaris-generaal van het Gouvernement van het Vaticaan’. Ik heb dat dossier vergezeld doen gaan van een begeleidende brief, waarin ik onder meer het volgende schreef.
“Ik ben zeer bedroefd over de ernstige schade die aan de Kerk en aan de Heilige Stoel is toegebracht door het uitlekken van zoveel vertrouwelijke documenten… Als er sommigen zijn die verantwoordelijk zijn voor zulke onbezonnen daden, dan is nog veel erger de schuld van degenen die verantwoordelijk zijn geweest voor zoveel corruptie en moreel verval in de Heilige Stoel en in Vaticaanstad, en nog veel erger is de schuld van sommige kardinalen, prelaten en leken die, ondanks het feit dat ze (van deze dingen) wisten, er de voorkeur aan gaven met zoveel vuiligheid te leven, hun geweten in slaap te sussen om de machtige superieur te behagen en een kerkelijke carrière te maken. Ik hoop dat tenminste deze kardinalencommissie, uit liefde voor de Kerk, trouw zal zijn aan de Heilige Vader en alle door hem gewenste schoonmaakwerkzaamheden zal verrichten en niet zal toestaan dat dit initiatief van hem opnieuw in de doofpot wordt gestopt… Talrijke journalisten uit verschillende landen hebben contact met mij gezocht… Ik heb gezwegen, uit liefde voor de Kerk en de Heilige Vader. De kracht van de waarheid moet van binnenuit de Kerk komen en niet van de media… Ik bid voor u, Kardinalen, dat u de moed mag hebben om de waarheid aan de Heilige Vader te vertellen; en ik bid voor de Heilige Vader, dat hij de kracht mag hebben om de waarheid aan het licht te brengen in de Kerk.”
[Opmerking: Het lijkt passend op te merken dat deze kritiek op de corruptie in de Kerk door Viganò werd geuit omstreeks 2011, onder Paus Benedictus; dit plaatst wat Viganò schreef in zijn Getuigenis van 25 augustus 2018 in een nieuw licht. De Getuigenis van 2018 was, duidelijk, niet de eerste keer dat Viganò probeerde licht te werpen op de interne kerkelijke corruptie; hij had dat licht al zeven jaar eerder proberen te werpen in een intern onderzoek… RM]
Die massa informatie zou, samen met de andere bewijzen die de drie kardinalen hebben verzameld, een zuiveringsoperatie mogelijk hebben gemaakt: alles is in de doofpot gestopt! En het kan alleen maar een bijkomend element van chantage zijn voor de namen die erin staan en, nu al acht jaar lang, een gelegenheid om diegenen in diskrediet te brengen die, anderzijds, trouw de Kerk en de Heilige Stoel hebben gediend.
“Necesse est enim ut veniant scandala; verumtamen væ homini per quem scandalum venit (Mt 18,7). [Wee de wereld vanwege de ergernissen! Weliswaar is het onvermijdelijk dat er ergernis gegeven wordt, maar wee de mens door wiens toedoen dit geschiedt]”. Het aan de kaak stellen van de corruptie van geestelijken en prelaten heeft zich opgedrongen als een gebaar van naastenliefde jegens de gelovigen en een daad van gerechtigheid jegens de gekwelde Kerk, omdat het enerzijds het volk van God waarschuwt tegen wolven vermomd als lammeren en hen toont voor wat zij zijn, en anderzijds laat het zien dat de bruid van Christus het slachtoffer is van een groepje samenzweerders [“conventicola” in het oorspronkelijke Italiaans] van wellustige mannen die uit zijn op macht, een groep die, eenmaal verwijderd [uit de machtsposities in de Kerk], de Kerk weer in staat stelt het Evangelie te verkondigen. Niet degene die de schandalen aan het licht brengt, zondigt tegen de evangelische naastenliefde, maar degene die deze schandalen uitvoert en in de doofpot stopt. De woorden van de Heer zijn op dit punt zeer duidelijk.
Radio Spada: Zoals bekend is het, afgezien van het morele thema, onmogelijk om in de leerstellige ineenstorting niet het eigenlijke scharnierpunt van de huidige crisis in de Kerk te herkennen. In dit verband heeft u herhaaldelijk scherpe kritiek geuit op Vaticanum II. Op dit punt vragen wij u om een nadere precisering. Sprekend met [ervaren Italiaanse Vaticanist] Sandro Magister, zei u: “De mooie fabel van de hermeneutiek – hoewel gezaghebbend voor zijn Auteur – blijft niettemin een poging om de waardigheid van een concilie te geven aan een echte hinderlaag tegen de Kerk.” Mogen wij dus verduidelijken dat het probleem niet pas sinds Vaticanum II is aan te wijzen, maar al in Vaticanum II? Met andere woorden: heeft het revolutionaire proces een keerpunt gekend in het “Concilie” en niet pas na het “Concilie”? Dus niet alleen de postconciliaire “Geest van Vaticanum II”, maar ook de letter van de Conciliedocumenten zelf onder beschuldiging te stellen?
Aartsbisschop Viganò: Ik zie niet in hoe men kan volhouden dat er een zogenaamd orthodox Vaticanum II is waar niemand jarenlang over gesproken heeft, verraden door een geest van het Concilie die door iedereen geprezen werd. De geest van het Concilie is wat het bezielt, wat zijn aard, bijzonderheid, kenmerken bepaalt. En als de geest heterodox is terwijl de conciliaire teksten doctrinair niet ketters lijken te zijn, dan moet dit worden toegeschreven aan een sluwe zet van de samenzweerders, aan de naïviteit van de concilievaders, en aan de medeplichtigheid van hen die liever vanaf het begin wegkeken dan een standpunt in te nemen met een duidelijke veroordeling van leerstellige, morele en liturgische afwijkingen.
De eersten die heel goed beseften hoe belangrijk het was de hand te leggen op de conciliaire teksten om ze voor hun eigen doeleinden te kunnen gebruiken, waren de progressieve kardinalen en bisschoppen, vooral de Duitsers en de Nederlanders, met hun deskundigen [periti]. Het was geen toeval dat zij erin slaagden de door het Heilig Officie voorbereide voorbereidende schema’s te verwerpen en dat ze de desiderata [de verzoeken] van de bisschoppen van de wereld negeerden, waaronder de veroordeling van de moderne dwalingen, vooral van het atheïstische communisme; zij slaagden er ook in de proclamatie van een mariaal dogma te verhinderen, omdat zij daarin een “obstakel” zagen voor de oecumenische dialoog. De nieuwe leiding van Vaticanum II was mogelijk dankzij een echte staatsgreep, dankzij de vooraanstaande rol van de Jezuïet (Augustin) Bea [1881-1968], en de steun van Roncalli [Paus Johannes XXIII, Paus van 1959 tot 1963]. Als de schema’s waren behouden [als basis voor de documenten van het Concilie; maar ze werden terzijde gelegd vlak na het begin van het Concilie, in de herfst van 1962, en niet behouden] zou niets dat voortkwam uit de Commissies [die in de herfst van 1962 werden ingesteld om de documenten van het Concilie op te stellen, toen het Concilie besloot de voorbereide schema’s terzijde te leggen] mogelijk zijn geweest, omdat de schema’s waren opgesteld volgens een Aristotelisch-Thomistisch model dat geen dubbelzinnige formuleringen toeliet.
De letter zelf van het Concilie [d.w.z. de tekst van de documenten van het Concilie] moet dus onder beschuldiging worden gesteld [het Italiaans is “messo sotto accusa”], want van daaruit is de revolutie begonnen. Aan de andere kant: kunt u mij een geval in de geschiedenis van de Kerk noemen waarin een oecumenisch concilie opzettelijk dubbelzinnig werd geformuleerd om ervoor te zorgen dat wat het in zijn officiële handelingen leerde vervolgens in de praktijk zou worden ondermijnd en tegengesproken? Kijk: dit alleen [d.w.z. het feit dat onduidelijkhei en dubbelzinnigheid opzettelijk werden verweven in bepaalde passages van de conciliaire teksten] is voldoende om Vaticanum II te catalogiseren als een uniek geval, een hapax [hapax is een Grieks woord dat één keer, een uniek geval betekent] waarop geleerden hun hand kunnen proberen te leggen, maar dat een oplossing zal moeten vinden via het Oppergezag van de Kerk.
Radio Spada: Hoe bent u zich bewust geworden van deze crisis? Een geleidelijk proces? Een plotseling inzicht dat zich pas onlangs ontwikkelde?
Aartsbisschop Viganò: Het was voortschrijdend inzicht, en het begon relatief vroeg. Maar te begrijpen, of te beginnen te vermoeden, dat wat ons werd voorgesteld als de vrucht van de inspiratie van de Heilige Geest in werkelijkheid werd aangedragen door de inimicus homo [“de vijand van de mens”, d.w.z. de duivel] was niet genoeg om dat gevoel van plichtsgetrouwe gehoorzaamheid aan de Hiërarchie te doen instorten, zelfs in aanwezigheid van veel bewijzen van de kwade trouw en de kwaadwilligheid van sommige van haar leden. Zoals ik reeds de gelegenheid heb gehad te verklaren, kon, wat wij toen werkelijkheid zagen worden – ik spreek bijvoorbeeld over sommige nieuwigheden zoals bisschoppelijke collegialiteit of oecumene of de Novus Ordo Missae – zich voordoen als pogingen om tegemoet te komen aan het gemeenschappelijk verlangen naar vernieuwing in de nasleep van de naoorlogse wederopbouw. Geconfronteerd met de economische hoogconjunctuur en de grote politieke gebeurtenissen leek de Kerk zich op de een of andere manier te moeten verjongen, of dat was in ieder geval wat iedereen ons vertelde, te beginnen met de Heilige Vader. Degenen die gewend waren aan de discipline van vóór het Concilie, aan de eerbied voor het gezag en aan de verering van de paus, durfden er niet eens aan te denken dat wat zich nu aandiende
als een middel om het Geloof te verbreiden en vele zielen tot de Katholieke Kerk te bekeren, in werkelijkheid een middel was, een bedrog, waarachter in de geesten van sommigen de bedoeling schuilging om het Geloof geleidelijk aan op te heffen en de zielen in dwaling en zonde te laten. Die “nieuwigheden” bevielen bijna niemand, en zeker niet de leken, maar ze werden ons voorgesteld als een soort boetedoening die we moesten aanvaarden, met als tegenprestatie een grotere verspreiding van het Evangelie en de morele en geestelijke wedergeboorte van een Westen dat door de Tweede Wereldoorlog aan de grond zat en bedreigd werd door materialisme.
Radicale veranderingen begonnen met Paulus VI, met de liturgische hervorming en het drastische verbod op de Tridentijnse Mis. Ik voelde mij persoonlijk gekwetst en hulpeloos toen, als jonge secretaris van de toenmalige Apostolische Delegatie van Londen [in de jaren zeventig], de Heilige Stoel de Una Voce Association verbood om ook maar één mis volgens de Oude Ritus te vieren in de crypte van Westminster Cathedral.
Tijdens het pontificaat van Johannes Paulus II vonden sommige van de meer extreme tendensen van het Concilie een stuwende kracht in het pantheon van Assisi [1986], in de ontmoetingen in moskeeën en synagogen, in de verzoeken om vergiffenis voor de kruistochten en de inquisitie, in de zogenaamde “zuivering van de herinnering”. De mogelijk subversieve kracht van Dignitatis humanae en van Nostra aetate werd in die jaren duidelijk.
Toen kwam Benedictus XVI en zijn vrijgeven van de traditionele liturgie, tot dan toe ostentatief bestreden, ondanks de pauselijke concessies na de bisschopswijdingen van Ecône [in 1988]. Helaas hielden de oecumenische overdrijvingen ook met Ratzinger niet op, en daarmee ook de conciliaire ideologie die ze rechtvaardigde. Het aftreden van Benedictus en de komst van Bergoglio doen de ogen van veel mensen, vooral van lekengelovigen, steeds verder open gaan.
Radio Spada: Een apart maar verbonden thema is dat met betrekking tot de hoofdrolspelers van de conciliaire en post-conciliaire periode. Laten we even stilstaan bij de figuur van Ratzinger: de rol van de Beierse theoloog zowel tijdens Vaticanum II als daarna is onmiskenbaar, zij het met verschillende nuances (we herinneren eraan dat hij van 1981 tot 2005 prefect was van de Congregatie voor de Geloofsleer, van 2005 tot 2013 regeerde hij op de Troon van Petrus, sinds 2013 is hij “Paus Emeritus”). Wat ons betreft is het oordeel over de betekenis van het Ratzingerisme zeker negatief: onder zijn bestuur bij Congregatie voor de Geloofsleer bloeiden dezelfde afwijkingen die we vandaag expliciet zien “opbloeien”; zodra hij op de stoel van Petrus was gekozen, verwijderde hij de tiara uit het pauselijke wapenschild; hij ging verder op de weg van de oecumene van het indifferentisme door de schandalige vieringen in Assisi opnieuw te houden; hij schreef dat “Luthers denken, zijn hele spiritualiteit, volledig Christocentrisch was”; in het Motu proprio Summorum Pontificum [7 juli 2007] definieerde hij de mis van alle tijden en de Novus Ordo als twee vormen van dezelfde ritus (terwijl zij integendeel twee totaal verschillende theologieën impliceren); vervolgens creëerde hij deze onwaarschijnlijke hybride van de “in het wit geklede Paus Emeritus” die – de bedoelingen buiten beschouwing gelaten, die wij niet beoordelen – niet alleen een gevaarlijk misverstand lijkt te zijn, maar een bijna noodzakelijk radertje in het dualisme dat de huidige dynamiek van kerkelijke ontbinding bezielt. Deze enkele voorbeelden, die door vele andere zouden kunnen worden gevolgd, zijn naar onze mening onthullend voor het feit dat Ratzinger altijd aan de “andere kant van het hek heeft gestaan,” zij het met rollen en standpunten die niet identiek zijn. Wij hebben reeds uw verklaring gezien over het “mooie verhaal van de hermeneutiek”, maar ook bij andere gelegenheden heeft u gewezen op enkele problematische aspecten van het denken van Ratzinger. Wij verwijzen in het bijzonder naar een recente verklaring op LifeSiteNews waarin u betoogde: “Het zou echter wenselijk zijn dat hij, vooral met het oog op het Goddelijk Oordeel dat hem te wachten staat, definitief afstand neemt van die theologisch onjuiste standpunten – ik verwijs in het bijzonder naar die van de Inleiding tot het Christendom – die vandaag de dag nog steeds wijdverbreid zijn in universiteiten en seminaries die er prat op gaan zich katholiek te noemen.” Daarom vragen wij u: als u uw oordeel over het denken van de Beierse theoloog zou moeten samenvatten, wat zou u dan tegen onze lezers zeggen? Verder: U hebt de gelegenheid gehad nauw samen te werken met Benedictus XVI, wat kunt u ons over hem vertellen op het menselijke vlak? Het is, let wel, geen vraag over privé dingen, maar over de persoonlijkheid die u van nabij heeft kunnen leren kennen.
Aartsbisschop Viganò: Met de punten die u hebt opgesomd, zij het met enkele nuances, stem ik helaas in, niet zonder veel pijn. Veel handelingen van de regering van Benedictus XVI liggen in de lijn van de conciliaire ideologie, waarvan de theoloog Ratzinger altijd een overtuigd aanhanger is geweest. Zijn Hegeliaanse filosofische benadering bracht hem ertoe het these-antithese-syntheseschema toe te passen in de katholieke context, bijvoorbeeld door de documenten van Vaticanum II (these) en de excessen van de post-conciliaire periode (antithese) te beschouwen als dingen die met elkaar verzoend moeten worden in zijn beroemde “hermeneutiek van de continuïteit” (synthese); evenmin is de uitvinding van het pausschap met emeritaat een uitzondering, waarbij tussen paus zijn (these) en niet langer paus zijn (antithese) het compromis werd gekozen om slechts gedeeltelijk paus te blijven (synthese). Dezelfde mens [geest, mentaliteit] lag ten grondslag aan het besluit om de traditionele liturgie vrij te geven, terwijl zij werd geflankeerd door haar conciliaire tegenhanger in een poging om noch de voorstanders van de liturgische revolutie, noch de verdedigers van de eerbiedwaardige Tridentijnse ritus voor het hoofd te stoten.
Het probleem is dus van een intellectuele, ideologische matrix: het duikt telkens weer op als de Beierse theoloog een oplossing wilde geven voor de crisis die de Kerk teistert: bij al die gelegenheden meende zijn academische vorming, beïnvloed door het denken van Hegel, dat hij tegenstellingen kon samenbrengen. Ik heb geen enkele reden om eraan te twijfelen dat Benedictus XVI op zijn manier een gebaar van verzoening wilde maken naar het gros van het katholieke traditionalisme; noch dat hij zich niet bewust is van de rampzalige situatie waarin het lichaam van de Kerk zich bevindt. Maar de enige manier om de Kerk te herstellen is door het Evangelie te volgen, met een bovennatuurlijke blik en in het besef dat goed en kwaad, door Gods besluit, niet in een onecht milieu [gelukkige middenweg] kunnen worden samengebracht, maar dat zij onverzoenlijk en tegengesteld zijn en blijven, en dat het dienen van twee meesters hen beiden uiteindelijk ongelukkig maakt.
Wat mijn directe kennismaking met Benedictus XVI betreft, kan ik zeggen dat ik in de jaren van zijn pontificaat, waarin ik de Kerk diende op het staatssecretariaat, in het gouvernement en als nuntius in de Verenigde Staten, het idee heb gekregen dat hij zich omringd heeft met inadequate, onbetrouwbare of zelfs corrupte medewerkers, die grotendeels geprofiteerd hebben van de “zachtmoedigheid” van zijn karakter en van wat men zou kunnen beschouwen als een zeker “Stockholm syndroom” [d.w.z., een syndroom waarbij een gevangene in zekere zin gaat houden van degenen die hem gevangen hebben gezet], vooral tegenover kardinaal Bertone en tegenover zijn eigen persoonlijke secretaris [G.G.].
Radio Spada: In enkele artikelen die verschenen op CatholicFamilyNews.com werd opgemerkt dat uw standpunt over de situatie van de Kerk dicht bij dat van aartsbisschop Bernard Tissier de Mallerais ligt, één van de vier bisschoppen die door aartsbisschop Lefebvre gewijd werden. Uit dezelfde bron werd een uitspraak van u gemeld volgens welke aartsbisschop Lefebvre zelf een voorbeeldig belijder van het geloof zou zijn. Ook in het licht van uw felle kritiek op Vaticanum II en anderzijds van uw niet-aanhangen van het sedevacantisme, lijkt het erop dat de benadering die u voorstaat zeer dicht aanleunt bij die van de Priesterbroederschap van Sint Pius X. Kunt u ons daar iets over vertellen?
Aartsbisschop Viganò: Vanuit vele delen van de katholieke wereld, vooral in de conservatieve milieus, horen we zeggen dat Benedictus XVI de “ware Paus” is en dat Bergoglio een “antipaus” is. Deze mening is enerzijds gebaseerd op de overtuiging dat zijn afstand ongeldig is (vanwege de manier waarop deze is geformuleerd, vanwege druk uitgeoefend door externe krachten of vanwege het onderscheid tussen munus [ambt] en pauselijk ministerium [ambt]) en anderzijds op het feit dat een groep progressieve kardinalen zou hebben geprobeerd hun eigen kandidaat te laten kiezen tijdens het Conclaaf van 2013, in strijd met de normen van de Apostolische Constitutie Universi Dominici Gregis van Johannes Paulus II. Afgezien van de plausibiliteit van deze argumenten, die, indien bevestigd, de verkiezing van Bergoglio ongeldig zouden kunnen maken, kan dit probleem alleen worden opgelost door het Oppergezag van de Kerk, wanneer de Voorzienigheid zich verwaardigt een einde te maken aan deze situatie van zeer ernstige verwarring.
Radio Spada: Laten we het over de toekomst hebben. In deze stormachtige jaren hebt u de Kerk willen dienen met schriftelijke interventies, met video’s, met deelname aan initiatieven en met alle activiteiten die degenen die u volgen, goed kennen. Voor de toekomst, ziet u de mogelijkheid dat uw bisschoppelijke zending andere vormen zal aannemen? Denkt u aan specifieke activiteiten? Aan een grotere publieke aanwezigheid?
Aartsbisschop Viganò: Mijn leeftijd, de wisselvalligheden van de laatste jaren en de situatie van de Kerk staan mij niet toe plannen te maken, want ik heb in mijn hele leven nog nooit plannen gemaakt. Ik laat de Voorzienigheid over mij beschikken zoals het haar goeddunkt, door mij van tijd tot tijd de weg te wijzen die ik moet gaan. Ik hoop van harte dat mijn getuigenis, vooral wat betreft het inzicht in het bedrog dat zich in de Kerk afspeelt, de kardinalen en mijn broeders in het bisschops- en priesterambt in staat zal stellen hun ogen te openen, in een gebaar van nederigheid, moed en vertrouwen in de macht van God. Wij kunnen de oorzaak en de oorsprong van onze huidige crisis niet blijven verdedigen alleen omdat wij niet willen erkennen dat wij misleid zijn: deze halsstarrigheid in de dwaling zou een ergere fout zijn dan de dwaling zelf.
Radio Spada: Wij danken u voor de beantwoording van onze vragen: wij hopen dat er gelegenheid zal zijn voor ontmoetingen in de toekomst.
Write a Reply or Comment