Omwille van het heil van de zielen
De belangrijkste bepaling van de Constitutie over de Liturgie van Vaticanum II staat in nr. 22. De bepaling is niet dogmatisch-theologisch maar praktisch-theologisch en daarom van zo eminent belang. De tekst luidt: “De regeling van de heilige liturgie berust uitsluitend bij het kerkelijk gezag, d.i. bij de Apostolische Stoel en, volgens de normen van het recht, bij de Bisschop;…….. Daarom mag volstrekt niemand anders, ook niet een priester, eigenmachtig op liturgisch gebied iets toevoegen, weglaten of veranderen.”
In de liturgie worden namelijk de sacramenten bediend, het kostbaarste en het heiligste wat de Kerk bezit, omdat de sacramenten Christus bevatten die zijn heilswerk voortzet tot in onze tijd. De Kerk moet dan ook de grootste zorg hebben voor het juist (geldig) toedienen van de sacramenten. De sacramenten moeten dan ook met de nodige waarborgen omgeven zijn. Dat geldt voor de voorwaarden voor de bedienaar, voor de wijze van toediening en voor de heilige teksten en riten die daarbij gebruikt worden. Nr. 22 van de Constitutie wil die noodzakelijke waarborg bieden door alleen de heilige Stoel en op sommige gebieden de bisschoppen bevoegd te verklaren voor teksten en riten van de liturgie. Als deze norm niet wordt onderhouden wordt afbreuk gedaan aan de heiligheid en de kerkelijkheid en soms zelfs aan de geldigheid van de sacramenten.
Maar tot op de dag van vandaag wordt deze verplichtende norm van het Concilie op grove wijze overtreden door mensen die creativiteit en eigen inbreng in de liturgie tot hoogste ideaal verheffen en zich ten onrechte op de geest van het Concilie beroepen. Bewust of onbewust wordt daarmee de realiteit van de sacramenten veranderd, worden er dus dogmatisch-theologische veranderingen aangebracht of wordt het sacrament zelfs ongeldig toegediend.
Twee voorbeelden van eigenmachtige veranderingen op grote schaal zijn de celebratierichting (in plaats van in de richting van God nu in de richting van de mensen) en de wijze van communiceren (in plaats van geknield en in de mond nu staande en in de hand). Beide zijn door pressiegroepen na het Concilie afgedwongen en uiteindelijk door de Kerk onder voorwaarden geaccepteerd. De verandering van celebratierichting (overigens niet verplicht) heeft het centrum van de viering die op God gericht moet zijn, praktisch naar de mens verlegd. De communie op de hand (geen recht maar een toegeving) heeft de eerbied voor het heilig sacrament niet bevorderd maar aanzienlijk verminderd.
Talrijk zijn de niet goedgekeurde individuele veranderingen die priesters of werkgroepen doorvoeren. Die veranderingen komen soms voort uit gebrekkige theologische inzichten. Ik geef hiervan één voorbeeld. Bij de oproep vóór het gebed over de gaven staat: “Bidt, broeders en zusters, dat mijn en uw offer….” Er zijn diverse priesters die denken “mijn en uw offer”, dat is zo uitgebreid. We kunnen toch net zo goed zeggen “ons offer”. Maar dan hebben we theologisch een probleem. Want daarmee wordt het verschil in offeren door de priester en offeren door gelovigen, en daarmee het verschil tussen het algemeen en het bijzonder priesterschap vervaagd. “Mijn en uw offer” staat er niet voor niets. “Ons offer” ligt dicht bij ketterij. Er zijn ook priesters die “zonden” stelselmatig vervangen door “fouten”. Maar dat is niet hetzelfde. Men wil blijkbaar de zonden ongevaarlijker, minder bedreigend, maken. Zo friemelen talloze priesters in meerdere of mindere mate aan teksten en riten. De verplichte altaarkus wordt door velen weggelaten. Dat geldt ook voor de handwassing. Ik kreeg laatst nog een boekje voor een volwassenendoop onder ogen waarin de pastorale werkster haar onwelgevallige teksten (met namen over de zonden) gewoon wilde wegstrepen.
Hoe een kleine veranderingen grote gevolgen kan hebben, blijkt uit wat er gebeurd is in het aartsbisdom van Detroit (USA). Daar ontdekte fr. Mathew Hood, die drie jaar geleden tot priester werd gewijd bij het bekijken van video’s uit zijn kindertijd dat hij indertijd ongeldig gedoopt was. Een diaken, Mark Springer, had hem indertijd gedoopt met de woorden “wij dopen je…”. Hij vond het waarschijnlijk wel aardig “ik” door “wij” te vervangen. Hij stond er immers niet alleen. Maar door het veranderen van dat ene woordje maakte hij de doop ongeldig zoals de H. Stoel onlangs officieel vaststelde. Immers niet “wij” dopen (dat heeft geen betekenis) maar Christus doopt en die doet dat door de persoon van de bedienaar. “Ik” is hier dus wezenlijk. Father Hood heeft de zaak bij de bisschop gemeld en hij is onmiddellijk alsnog gedoopt, gevormd en heeft zijn eerste communie gedaan. Daarna is hij diaken en priester gewijd. Immers als je niet (geldig) gedoopt bent, kun je andere sacramenten ook niet geldig ontvangen. U begrijpt dat er onrust ontstaan is in het betreffende bisdom en dat mensen zich afvragen of zijn wel geldig de sacramenten hebben ontvangen.
Misschien ontstaat die onrust ook in ons land waar ook de meest vreemde dingen plaats hebben gevonden. Ik zou niet kunnen garanderen dat bij iedereen de juiste doopformule gebruikt is. Het kwam ook voor dat mensen door meerdere mensen gedoopt werden. Dat is ongeldig. Iemand die zo “gedoopt” is niet katholiek. Hij of zij dient opnieuw gedoopt te worden.
Bisschoppen kunnen niet overal bij staan, als priesters of diakens of pastorale werkers dingen doen die echt niet kunnen, maar als ze ervan horen of als erover geklaagd wordt dienen zij adequate maatregelen te nemen. Mensen die een loopje nemen met de liturgie en de toediening van de sacramenten dienen op zijn minst gesuspendeerd (en als het pastorale werkers betreft op non-actief gesteld) te worden. Dit vanwege het salus animarum, het heil van de zielen.
feest van de H. Monica 27 augustus 2020
Comments