Het blad van de Italiaanse Vrijmetselarij onderschrijft met nadruk het document over de menselijke broederschap van paus Franciscus
Diverse uitspraken en daden van paus Franciscus lijken (of zijn) in strijd met het katholieke geloof en/of de katholieke traditie. Ik noem hier zijn onvoorwaardelijke samenwerking en steun voor de VN, die toch op zeer belangrijke punten ingaat tegen de katholieke leer; zijn voortdurend praten over de wereld als “ons gezamenlijk huis”; zijn ‘verering’ voor moeder aarde tot Pachamama aan toe; zijn streven naar een soort wereldregering zonder God, “op basis van dialoog”; het praktisch gelijk schakelen van alle godsdiensten zoals uitdrukkelijk staat in Abu-Dhabi-verklaring etc. Dit komt gevaarlijk dichtbij de ideologie van de vrijmetselarij, die door de Kerk altijd als anti-katholiek is veroordeeld. Onder invloed van de flower-power-mentaliteit in de Kerk tijdens en vlak na Vaticanum II, verdween de straf van automatische excommunicatie uit het nieuwe Wetboek. Toen sommigen destijds suggereerden dat een lidmaatschap voor katholieken nu was toegestaan, publiceerde de Congregatie voor de Geloofsleer in 1983 een schrijven waarin nadrukkelijk bevestigd werd dat er niets veranderde en dat lidmaatschap voor katholieken verboden was. Merkwaardigerwijs ziet de vrijmetselarij in paus Franciscus een bondgenoot voor hun ideeën: de aartsvijand is bondgenoot geworden. De “Kerk” heeft de ideeën van de vrijmetselarij overgenomen. Nu de kerkleden nog, verzucht het Italiaanse vrijmetselaarsblad. Hier volgt een stuk van de Britse katholieke journalist Edward Pentin.
Edward Pentin
Het document over de menselijke broederschap dat paus Francis en sjeik Ahmed el-Tayeb, grootimam van de universiteit van Al-Azhar, vorig jaar in Abu Dhabi mede-ondertekend heeft, heeft in het tijdschrift van de grootste vrijmetselaarsbroederschap van Italië een klinkende steunbetuiging gekregen.
Het document over “Menselijke Broederschap voor Wereldvrede en Samen Leven” is “innovatief” en een “langzaam werkend medicijn” dat een “nieuw tijdperk” kan inluiden en een “keerpunt voor een nieuwe beschaving” kan betekenen, schrijft Pierluigi Cascioli, een journalist bij Nuovo Hiram, het driemaandelijks tijdschrift van de vrijmetselaarsloge in Italië. Hij voegt eraan toe dat de tekst “belangrijk is, zowel vanwege de twee gezaghebbende gezamenlijke handtekeningen als vanwege de inhoud”.
Het vijf pagina’s tellende document werd geprezen toen het werd gepubliceerd als een poging om een afglijden naar een “botsing van beschavingen” terug te dringen, maar het kreeg ook kritiek voor zijn syncretistische elementen en een controversiële passage die beweerde dat de “diversiteit van religies” is “gewild door God.”
In zijn artikel adviseert Cascioli om het document “grondig te lezen” en hij stelt dat dat het “waarden naar voren brengt die in staat zijn om een betere wereld op te bouwen.” Het document, schrijft hij, heeft “nobele pagina’s” die “zorgvuldig moeten worden overwogen”, niet alleen door christenen en katholieken, moslims en soennitische moslims, maar door de hele mensheid. “De oproep tot meer broederschap is gericht aan de hele mensheid, zelfs aan de vijf miljard mensen die niet één van hun twee religies delen,” vervolgt Cascioli, en voegt eraan toe dat hij gelooft dat de oproep “zowel gebaseerd is op de overtuigingen van de auteurs van het document” als ook op degenen die het vermogen hebben om te “na te denken”. Het is een “oproep aan iedereen”, schrijft hij, “erga omnes [tot iedereen].”
Cascioli vraagt zich af hoeveel mensen binnen de kerk of de islam het document hebben gelezen dat hij ziet als een stimulans voor zowel de kerk als de islam om “meer te doen om ervoor te zorgen dat er effectieve gelijkheid is tussen vrouwen en mannen is”. Onder verwijzing naar het voorwoord van het document vraagt hij zich af of de veroordeling van discriminatie en de oproep tot “wederzijds respect” zal leiden tot “respect voor vrouwen en mannen die homoseksuele of biseksuele neigingen hebben”. “Ieder mens is uniek en onnavolgbaar,” zegt hij, en zou “het recht (of, beter, de plicht) moeten hebben om zijn of haar eigen erotiek te beleven volgens zijn of haar eigen aard.” Hij verwijst dan naar de naties die homoseksualiteit criminaliseren, vooral in de islamitische wereld. Hij richt zich op het Document waarin staat dat “God alle mensen gelijk in rechten, plichten en waardigheid heeft geschapen” en gebruikt dat om sommige katholieken te bekritiseren omdat ze deel uitmaken van een katholieke adel, of zoals Cascioli het leest: “Anders zijn dan andere mensen in de zin van superieur zijn aan anderen.” Hij vraagt zich af of de katholieken “de katholieke adel zullen blijven aanvaarden” wanneer het document van Abu Dhabi “herhaaldelijk aangeeft dat alle mensen gelijk zijn in waardigheid” en zelfs speculeert dat de Kerk de adel uit de Kerk zou kunnen zetten die een dergelijke gelijkheid niet aanvaardt.
Hij vraagt zich verder af of de “monarchale” structuur van de Kerk niet in strijd is met het gelijkheidsbeginsel dat hij in het document ziet, en speculeert of de sociale leer van de Kerk niet “geactualiseerd” moet worden in het “licht van de vernieuwende waarden van het document”.
Paus Franciscus en de Groot-Imam drukken “avant-gardistische standpunten” uit, observeert hij, en hij vraagt zich af hoeveel katholieken en moslims hen zullen volgen. “Hoe ver liggen de twee leiders voor op hun respectievelijke ‘bases’?” mijmert Cascioli. “Paus Franciscus is ver van zijn basis verwijderd, de Groot-Imam erg ver van de zijne.” Maar hij geeft de voorkeur aan de zaak op de langere termijn te bezien, omdat hij gelooft dat “Menselijke Broederschap” “een soort langzaam werkend medicijn” is. Het zou “illusoir zijn om onmiddellijke grote veranderingen te verwachten, maar het kan wel een nieuw tijdperk openen,” zo betoogt hij. Cascioli zegt dat Franciscus en el-Tayeb “een landingsbaan hebben gebouwd” voor de waarden van het document, maar om de inhoud te laten” opstijgen” moet er een “sterke impuls” zijn, die hen in staat stelt “de zwaartekracht te overwinnen”. Mensen moeten de “moed tot broederschap” hebben, zegt hij, en dus “opstijgen naar een betere wereld.”
Als het document wordt uitgevoerd, ziet hij het als “een keerpunt voor de beschaving, omdat het een nieuw tijdperk zal inluiden”. Cascioli gaat dan door wat hij noemt de “spirituele tijdperken”, of lagen van beschaving, te beginnen met wat hij noemt “de voorchristelijke mythische religies” (heidendom) tot aan de Verlichting, Martin Luther, de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring, de grondwet van de Verenigde Naties (die, zo zegt hij, is bedacht door “de vrijmetselaar-president van de VS, Roosevelt,” en die door president Truman, “ook een vrijmetselaar”, tot bloei is gebracht). Hij noemt t dan het Tweede Vaticaans Oecumenisch Concilie, toen de Kerk “opnieuw geloofde in de eerbiediging van de gewetensvrijheid van ieder mens, zoals zij dat in de eerste vier eeuwen had gedaan”.
Cascioli ziet een grote toekomst voor het document. Hij vergelijkt het met een “paddenstoel op een weide” deel van een groeiend “bewustzijn” van menselijkheid, “gevoed door een meer verheven menselijk geweten.”
“De Vrijmetselaars, die broederschap in het centrum hebben staan, zullen niet kunnen ontkomen aan het bespreken van dit document,” schrijft hij. Hij vestigt de aandacht op bladzijde 4 waar de nadruk wordt gelegd op het belang dar “er een cultuur van dialoog gaat ontstaan”. “Zullen de katholieken en soennieten bij de toepassing van dit principe een dialoog willen aangaan met de vrijmetselaars?”, vraagt hij zich af.
De katholieke kerk heeft de vrijmetselarij lang veroordeeld en benadrukt dat haar principes onverzoenbaar zijn met het katholieke geloof, en leert dat voor een katholiek het lidmaatschap een “ernstige zonde” is die hem automatisch uitsluit van het ontvangen van de Heilige Communie.
Paus Clemens XII verordende in 1738 dat degenen die zich bij de Vrijmetselaars aansloten, werden geëxcommuniceerd, hoewel de Codex van Canoniek Recht van 1983 deze sanctie niet meer vermeldt.
De vrijmetselaarsrituelen zijn in strijd met het katholicisme en ook is de vrijmetselarij is sterk anti-katholiek, aldus pater William Saunders in een artikel uit 1996 dat op de website van EWTN is gepubliceerd. Sommige bijzonder sterke critici, zoals hulpbisschop Athanasius Schneider van Astana, Kazachstan, geloven daarnaast dat de hogere rangen ijveren voor het aanbidden van Satan.
“Helaas staat [de vrijmetselarij] uiteindelijk dicht bij het satanisme”, zei hij in zijn boekinterview van 2019, Christus Vincit. “Niet elke vrijmetselaarsgroep is satanisch, maar de wortels zijn satanisme en leiden tot satanisme in de hoogste gradaties van de vrijmetselarij.”
Hij merkte op dat Paus Pius VIII in zijn encycliek Traditi Humilitati Nostrae, gepubliceerd in 1829, “een van de meest beknopte en nauwkeurige definities van de ideologie en het werk van de vrijmetselarij gaf, met de woorden: “Hun wet is onwaarheid, hun god is de duivel, en hun cultus is verdorvenheid.””
Bisschop Schneider wees er ook op dat een belangrijk principe van de vrijmetselarij het creëren van chaos is, om vanuit die chaos eigen orde te creëren. “Een van de ideologische en strategische motieven van de vrijmetselarij is: ‘ordo ab chao’.
Write a Reply or Comment