Neemt de Kerk de homo’s en pater Moons s.j. serieus genoeg?
Niet alleen in het Nederlands Dagblad maar ook het Katholiek Nieuwsblad wijdt pater Jos Moons s.j. een opiniestuk aan de Gay Pride. Het Amsterdamse gebeuren bevreemdt hem maar hij vindt dat we het als Kerk toch in zekere mate serieus moeten nemen. Misschien is, volgens hem, de Gay Pride een schreeuw om aandacht waar we niet aan voorbij mogen gaan, een schreeuw om acceptatie die de homo’s bijv. in de Kerk niet vinden. Tot zover kan ik het als katholiek allemaal nog volgen.
Dat wordt allemaal wat minder als hij de Catechismus van de Katholieke Kerk wat selectief gaat selecteren. Die zegt, aldus Moons, dat “homoseksualiteit een onduidelijke psychische oorsprong heeft”. Daaraan verbindt hij de conclusie dat een katholiek “zich ver zou moeten houden van de gedachte dat je homoseksuelen moet ‘heropvoeden’. Dat staat niet in de catechismus. Integendeel er staat duidelijk dat de Schrift homoseksualiteit voorstelt als “een ernstige ontaarding” en dat de Overlevering steeds heeft verklaard dat “homoseksuele daden intrinsiek ongeordend zijn”. Het zou dus, volgens mij, een genade zijn als je die “ongeordendheid” zou kunnen genezen. Er zijn mensen die getuigen dat het mogelijk is. Daarover zijn diverse boeken geschreven. Maar ik weet ook dat dit niet “mag kunnen”. Er is massief “ideogisch” verzet tegen waarbij Moons zich lijkt aan te sluiten.
Het standpunt van de katholieke Kerk nu en van heel de katholieke traditie is, dat homoseksualiteit ingaat tegen de scheppingsorde en dat homoseksuele daden intrinsiek ongeordend en moreel dus nooit toelaatbaar zijn. Dat was een hard, duidelijk, en redelijk volkomen verantwoord oordeel waarmee het christendom zich onderscheidde in de pre-christelijke Griek-Romeinse wereld en waarmee het zich nu, tenminste in de katholieke Kerk, nog steeds onderscheidt in onze postchristelijke samenleving. In die zin is er niets nieuws onder de zon.
Pater Moons twijfelt in zijn stuk aan de moederliefde van de Kerk, die haar homoseksuele kinderen slechts onder bepaalde voorwaarden zou beminnen: je mag wel homoseksueel zijn maar je mag je liefde niet seksueel beleven.
Inderdaad. Dat geldt trouwens voor vele andere groepen die een neiging hebben tot iets dat de Kerk in haar moraal afkeurt. Bijv. voor mensen die zich aangetrokken voelen tot kinderen, tot dieren, of die de neiging hebben tot exhibitionisme, voyeurisme etc of om iets heel anders de noemen die kleptomane neigingen hebben. Ook die aanvaarden we liefdevol als mens maar keuren de daden die zij zo fijn vinden, af.
Volgens pater Moons moet de Kerk mensen onvoorwaardelijk aanvaarden met alles wat ze doen. “Wie weet kan er in die context van liefde ook dialoog groeien over menselijke en gelovige waarden” Wat hij daarmee bedoelt is een mysterie. Dat mysterie wordt versterkt door het woord ‘dialoog’. Ik weet nooit zo goed wat men daarmee bedoelt. De paus (ook een jezuïet) gebruikt dat woord bijv. in verband met missionering. Dan weet ik ook niet wat hij bedoelt. Ga je dan met elkaar zitten keuvelen zonder een duidelijk doel van waar het heen moet? Ik krijg die indruk bij de paus als hij met zoveel nadruk bekering aanduidt met het pejoratieve woord ‘proselytisme’. Maar duidelijk zegt hij dat niet. Zo krijg ik bij pater Moons de stellige indruk dat de dialoog er toch toe moet leiden dat de Kerk haar morele standpunt opgeeft en dat ze “de menselijke en gelovige waarden” van het homoseksuele samenleven erkent. Maar, zoals jezuïeten dat meestal doen op heikele punten, laat hij dat een beetje in het ambigue midden.
C. Mennen pr
12 augustus 2019
Write a Reply or Comment