Afbraak Instituut Johannes Paulus II voor huwelijk en gezin
Interview met de ontslagen prof. Mgr. Livio Melina
Iemand heeft geschreven dat u en andere collega’s aan het Instituut Johannes Paulus II, die nu op diverse manieren verwijderd zijn uit het “geherstructureerde” instituut, de gewoonte hadden “de paus te corrigeren” rond de apostolische exhortatie Amoris Laetitia. Is dat zo?
De mensen die op deze manier spreken weten kennelijk het verschil niet tussen twee verschillende woorden: “corrigeren” en “interpreteren”. Iedere tekst moet geïnterpreteerd worden zoals met name de eigentijdse filosofie ons heeft geleerd. Maar de interpretatie die trouw probeert te zijn aan de tekst, is geen correctie. Een deel van het theologisch werk is juist die interpretatie, die in het geval van het Leergezag een manier van lezen zoekt in harmonie met de rest van de teksten van het leergezag. Amoris Laetitia, zou men kunnen zeggen, is geen boek op zichzelf, maar een hoofdstuk in een groter boek dat al de teksten van het Leergezag bevat. De mensen die denken dat iemands interpretatie niet juist is, moet argumenten aandragen en hem niet beschuldigen van “correctie”. Want in dit geval verabsoluteert de beschuldiger zijn eigen interpretatie, alsof dat de enige voor de hand liggende interpretatie van de tekst zou zijn.
Bovendien hebben in het geval van Amoris Laetitia veel mensen voor een interpretatie gekozen die er vanuit gaat dat de exhortatie de andere teksten van het leergezag zoals Familiaris Consortio en de Catechismus van de Katholieke Kerk of Sacramentum Caritatis “overstijgt” of zelfs “corrigeert. Zij lezen het hoofdstuk en vergeten het boek waarin het hoofdstuk is ingevoegd. Spreken van “breuk” en “revolutie” in het leergezag is geen katholieke taal. Inderdaad is er een grote vrijheid teksten te interpreteren; de enige rechte norm is dat men de “regel van het geloof” moet respecteren. Met andere woorden: het allerbelangrijkste dat van een uitlegger gevraagd wordt is dat men de tekst leest in continuïteit met de rest van het voorafgaande leergezag. Kardinaal Newman was zich hiervan heel goed bewust toen hij met name, als een van de kenmerken (criterion) van een echte ontwikkeling van de leer (in tegenstelling tot bederf van de leer) vaststelde: “behoudend handelen op grond van het verleden”. Moia denkt dat wij de tekst van Amoris Laetitia geweld aandoen om hem aan te passen aan de rest van het Leergezag. Wat Moia aan ons niet uitlegt hoe hij de rest van het pauselijk leergezag geweld aan moet doen (of moet corrigeren?) om het aan te passen aan zijn lezing van Amoris Laetitia.
Als het gaat over discussies wordt er veel gesproken over de vrijheid van theologische reflectie (die alom wordt gepraktiseerd als men niet instemt met Humanae Vitae en Veritatis Splendor, maar voelt u zich in uw geval gecensureerd?
Wat op het Instituut met diverse professoren is gebeurd, is een veroordeling zonder proces en dat begon met het zaaien van achterdocht gedurende diverse jaren door mensen als Moia. Er zit een paradox in dit alles. Sommige theologen die het niet eens zijn met de katholieke moraaltheologie, die zich heel duidelijk hebben verzet tegen het Leergezag, zijn uit hun docentschap ontslagen maar dat gebeurde na een regulier proces waarin zij een verdediger kregen toegewezen en waarbij er een mogelijkheid was op de beschuldigingen te reageren. En zelfs toen bleven zij de Congregatie voor de Geloofsleer beschuldigen van onjuist en onrechtmatig gedrag.
Maar wat gebeurde er met de professoren aan het Instituut Johannes Paulus II? De beschuldiging is niet dat zij de katholieke leer ontkennen maar alleen dat zij niet een speciale interpretatie volgen van het leergezag van paus Franciscus. Maar boven al is ons professoraat ons ontnomen zonder enige mogelijkheid ons te verdedigen, zonder dat we zelfs maar hebben gehoord (het doet aan Kafka denken) waarvan we worden beschuldigd. De krant Avvenire heeft de verdienste dat ze de werkelijke redenen voor ons ontslag belicht die ons niet is meegedeeld, en op die manier de kunstgreep ontmaskert die op het Instituut Johannes Paulus II is toegepast.
Daarom raakt de verdediging van het Instituut Johannes Paulus II iedereen en is het lot van het instituut van beslissend belang voor de Kerk. Als de besluiten van aartsbisschop Paglia niet worden herroepen, dan zegt men eigenlijk: “De interpretatie van het leergezag van paus Franciscus in continuïteit met het voorafgaande leergezag is in de Kerk niet te tolereren”. Immers de mensen die deze interpretatie verdedigen, verliezen zelfs het recht zich in een proces te verdedigen en worden eenvoudigweg ontslagen volgens een speciale versie van die “wegwerpcultuur” die zo vaak door paus Franciscus is veroordeeld.
Luciano Moia schrijft in Avvenire dat uw fout bij het “corrigeren van de paus” is dat u de voorrang geeft aan de leer boven de pastorale zorg, terwijl het lijkt alsof de journalist (d.i. Moia) gelooft dat het evangelie het tegenovergestelde zegt. Wat zijn daarover uw gedachten?
Deze benadering, die Christus “de Leraar” scheidt van Christus “de Herder” als bestonden er twee Jezussen, is tegenwoordig vrij algemeen. Maar de barmhartigheid van Jezus en zijn pastorale zorg ging langs de weg van zijn leer, zoals het evangelie van Marcus zegt: “Hij had medelijden met hen omdat ze waren als schapen zonder herder, en Hij begon hen over alles te onderrichten”(Mc. 6, 33-34), In deze passage verschijnen barmhartigheid, de herder en de leer samen. De leer van Jezus is de concrete vorm die zijn barmhartigheid en pastorale zorg aanneemt tegenover mensen, die, verloren zonder licht en richting, in de duisternis leven. Menen dat iemand die licht aanbiedt, een star iemand is, is een grove misvatting. Juist als we in de duisternis zijn kunnen we ons niet bewegen, en het licht geeft ons de mogelijkheid te bewegen, geeft ons energie en leidt ons naar huis. Het Instituut Johannes Paulus II heeft een visie op de mens laten zien – geleerd door onderzoek en studie in gemeenschap beleefd – die in staat is vruchtbare programma’s voor pastorale zorg te ontwerpen. De relatie tussen leer en pastoraal is bestudeerd in de traditie van het Instituut Johannes Paulus II vanuit het perspectief van de relatie tussen waarheid en liefde. De waarheid, vervat in de leer, is de waarheid van de liefde, en de liefde heeft de waarheid nodig om de het loutere gevoel te overstijgen en op termijn te volharden, zoals paus Franciscus ons heeft geleerd in Lumen Fidei. Spreken over de voorrang van de pastorale zorg boven de leer, door hen tegenover elkaar te plaatsen, betekent je stellen tegenover leergezag (of dat corrigeren) dat paus Franciscus ons biedt in het eerste van zijn twee encyclieken, welke de belangrijkste leerstellige documenten zijn die hij geschreven heeft.
Er is herhaaldelijk met nadruk gezegd dat het oude instituut en het pastorale werk dat voortkwam uit het Leergezag van Johannes Paulus II (en, zo mag ik toevoegen, van de eerste president van het Instituut, Carlo Caffarra) steriel en koud waren, veraf staand van de wonden van mensen. Wat is uw standpunt daarover?
De totale visie van de H. Johannes Paulus II komt voort uit een extreme nabijheid tot de situatie van de mens. En dat betekent zeker nabijheid tot de wonden van de mens. Maar bovenal betekent het een nabijheid tot de meest oorspronkelijke ervaring van de mens, die niet zijn gewond-zijn is maar dat hij door God bemind is en door Hem in staat is gesteld tot een liefdevol antwoord. Daarom zag Johannes Paulus, voordat hij de wonden zag, de grootheid van de mens dank zij de verlossing die door Jezus Christus bewerkt was. In dit licht sprak hij over “geloof in de mens”. Het onderscheid bestaat niet tussen hen die de wonden zien en zij die alleen oude leerstellingen zien. In plaats daarvan ligt het onderscheid tussen aan de ene kant hen die alleen maar wonden zien en vanwege het onvermogen van de mens het alleen te doen, proberen het goed te praten; en aan de andere kant de mensen die samen met en vóór alle wonden Gods grootse roeping van de mens zien, en de mogelijkheid van de mens door God verlost te worden en een groots en mooi leven te bouwen, het leven dat God altijd al voor hem bedoeld had.
Twee radicaal verschillende manieren om je met pastoraal bezig te houden, vloeien uit deze visies voort. De eerste manier ziet alleen onoverkomelijke wonden en probeert die te tolereren: zij bepaalt de mens aan de hand van zijn zwakheid en zijn zondeval. De andere manier ziet Gods grootse roeping en probeert de mens volwassen te laten worden zodat hij in staat is de liefde te beantwoorden. Omdat de aanhangers van de eerste visie de mogelijkheid van het evangelie niet begrijpen om mensen herboren te laten worden, geloven zij dat de anderen star zijn, koud en afstandelijk; op dezelfde manier als zij die mensen zien dansen maar de muziek niet horen, denken dat zij gek zijn en nutteloze en zinloze bewegingen maken.
Om de logica van de echte pastorale zorg te begrijpen moeten ze de muziek van de verlossing horen en waarnemen: daar sprak de H. Johannes Paulus II over in het slotgedeelte van de encycliek Veritatis splendor. In plaats daarvan is de anti-pastorale keuze van het aanpassen van Gods geboden – die neergeschreven zijn in het scheppingsplan en de oorspronkelijk roeping tot liefde uitdrukken – aan de zwakheid van de gevallen mens, een omgekeerde vorm van dat “moreel Pelagianisme” dat door paus Franciscus zo vaak is veroordeeld. Het is een gebrek aan geloof in God maar ook in de mens, omdat het hem geen bekering voorhoudt en geen vertrouwen heeft in de vernieuwende kracht van de genade.
Volgens wat sommigen het “nieuwe paradigma” van de moraaltheologie noemen, dat voortvloeit uit “Amoris Laetitia” – we hopen dat hierover praten niet wordt beschouwd als een aanval op de paus – geeft het openingen tot het zogenaamde “mogelijk goede”. Kunt u, om de lezers in staat te stellen te weten waarover dit gaat, een concreet voorbeeld geven?
Ik zal het voorbeeld nemen dat gebruikt is door prof. Maurizio Chiodi een paar dagen geleden in een interview met Luciano Moia. Daar wordt gezegd dat leven in [een relatie van] een homoseksueel koppel een mogelijk goed zou kunnen zijn voor iemand in bepaalde omstandigheden. De leer van de Kerk houdt ons in de plaats daarvan voor, dat het een kwaad is, iets dat de persoon schaadt die zoiets doet en hem meer en meer leidt naar het kwade. Het is geen kwestie van een tegenstelling tussen twee visies, de ene visie pastoraal, de andere leerstellig. In plaats daarvan zijn het twee diagnoses van een situatie, twee diagnoses die uitlopen op heel verschillende behandelingen. Volgens de eerste kan men zeggen dat deze persoon, al stelt hij homoseksuele daden, leeft volgens de wil van God die van ons niet meer vraagt dan we kunnen. De daden die hij stelt zouden hem menselijke maken, zij zouden hem zelfs naar het evangelie leiden, zelfs als hij zich op een gegeven moet realiseren dat het geen volmaakte handelingen zijn en dat er een betere weg is.
De katholieke leer die leert dat dit intrinsiek slechte daden zijn, stelt een andere diagnose en bijgevolg een andere behandeling. Homoseksuele daden kunnen niet op God geordend worden en daarom niet leiden tot het welzijn van de persoon. Jezus, de goddelijke geneesheer, die het hart van de mens kent, zegt: iedere keer dat je een dergelijke daad stelt, schaadt je de liefde, schaadt je je mens-zijn en het mens-zijn van de ander. En tegelijk zegt Hij: maar de roeping tot echte liefde weerklinkt steeds in jou en jij kunt die liefde volgen, en Ik ben hier om je te begeleiden op je weg van bekering, die vraagt dat je het kwaad achter je laat en dat je het goede omarmt. Daarom is het noodzakelijk voor jou foutieve liefdes achter je te laten, die in werkelijkheid een aanbidding van jezelf zijn en hiervoor ontvang je de kracht die komt van de verlossing die door Jezus Christus is bewerkt.
Sta mij toe een passage van Veritatis Splendor in herinnering te roepen (103). Het behandelt precies het mogelijke goede voor zover Johannes Paulus II vraagt: “Wat zijn de ‘concrete mogelijkheden van de mens’? Johannes Paulus II schrijft: “Het zou een heel ernstige dwaling zijn te concluderen…… dat de leer van de Kerk in feite slechts een ‘ideaal’ is dat dan moet worden aangepast, geproportioneerd, geleidelijk gemaakt moet worden voor de zogenaamde concrete mogelijkheden van de mens, volgens een ‘afweging van de goederen in kwestie’. Maar wat zijn de concrete mogelijkheden van de mens? En over welke mens praten wij? Over een mens, die beheerst wordt door wellust of een mens die verlost is door Christus? Daar gaat het om: de werkelijkheid van de verlossing door Christus. Christus heeft ons verlost. Dat betekent dat Hij ons de mogelijkheid heeft gegeven om de hele waarheid van ons wezen te verwerkelijken. Hij heeft onze vrijheid bevrijd van de beheersing door begeerte. En al is de mens verlost, toch zondigt hij nog. Dat is niet te wijten aan de onvolkomenheid van Christus’ verlossingsdaad maar aan de wil van de mens om niet te profiteren van de genade die uit die verlossingsdaad voortvloeit. Het gebod van God is uiteraard aangepast aan de mogelijkheden van de mens, die, al is hij in zonde gevallen, steeds weer vergeving kan krijgen en zich kan verheugen in de aanwezigheid van de Heilige Geest.”
Write a Reply or Comment