Interview met prof. Claudio Pierantoni over de “Open Brief aan de Bisschoppen van de Katholieke Kerk”

LifeSite sprak met prof. Claudio Pierantoni, een van de leken-academici die hielp de open brief te ontwerpen. Prof. Pierantoni, die in Rome geboren is, is professor in de Middeleeuwse filosofie aan de Filosofische Faculteit van de Universiteit van Chili (Santiago). Hij heeft 2 doctoraten: in de geschiedenis van het christendom en in de filosofie. In dit uitgebreide interview behandelt Pierantoni deze vragen, antwoord op critici van de open brief en legt uit waarom hij gelooft dat Kerk nu gaat door “ de ernstigste crisis, niet slechts sinds het6 protestantisme maar in heel haar geschiedenis.
LifeSite: Professor Pierantoni, wat heeft u bewogen de open brief te ondertekenen die paus Franciscus beschuldigt van het misdrijf van ketterij en de bisschoppen van de katholieke Kerk oproept deze beschuldigingen te onderzoeken?
Prof. Pierantoni:
Allereerst een gewetensplicht als katholiek. Zoals de brief aangeeft volgt deze daad op de publicatie van een document over Amoris Laetitia (AL), getekend door 45 wetenschappers in 2016, dat de ernstige dubbelzinnigheid van veel passages onderstreepte, die in hun voor de hand liggende en natuurlijke betekenis, ketters leken. Daarna, in 2017, publiceerden we met een grotere groep wetenschappers de Correctio Filialis de haeresibus propagatis (de kinderlijke correctie omtrent de bevordering van ketterijen) toen het duidelijk was uit verschillende verklaringen van de paus dat de dubbelzinnige passages uit AL zeker in ketterse zin moesten worden verstaan. Uiteindelijk, tijdens de laatste periode is de wil van de paus om een bepaalde lijn van revolutionaire verandering in de seksuele moraal en de huwelijksmoraal op te leggen uitvoerig bevestigd, met name door de benoeming van prelaten, die in zijn voor een dergelijke revolutie, op bestuursposten in de Kerk. Daarom hebben we nu het punt bereikt om de ketterij te bevestigen die men terecht “hardnekkig” of “halsstarrig” kan noemen. Vandaar de noodzaak een beroep te doen op de bisschoppen om deze tragische situatie voor het geloof te herstellen: de situatie van een paus die tot ketterij vervalt.
Was u ook betrokken in het samenstellen van het document?
Ja, ik was lid van een discussiegroep waaruit de uiteindelijke versie (moeizaam) tot stand kwam. De brief was aanvankelijk door één enkele auteur geschreven maar werd dan uitgebreid gedurende ongeveer vier maanden in een kleine groep , besproken waarbij talloze amendementen werden aangebracht.
In de samenvatting van de open brief staat: “Deze Open brief aan de bisschoppen van de katholieke Kerk gaat een stadium verder (dan de Correctio filialis) door te stellen dat paus Franciscus schuldig is aan het misdrijf van ketterij.” Veel katholieken vinden misschien deze taal nieuw of vreemd. In welke zin is ketterij een “misdrijf”? En hoe kan de paus schuldig zijn aan ketterij, gezien de belofte van de Heer dat Hij altijd bij zijn Kerk zal zijn?
Een delict (of misdrijf) is een handeling die de rechten van anderen ondermijnt. De katholieke gelovigen hebben het recht bisschoppen te hebben die publiekelijk de juiste leer van de Kerk zonder dubbelzinnigheid en zonder nieuwigheid bewaren en leren. Het idee van traditie, van het depositum fidei (de geloofsschat) is heel precies in de katholieke Kerk: het is geen algemene hang naar het verleden of respect voor de wijsheid van het voorgeslacht, maar een veel specifiekere verbondenheid. Net zoals bij een deposito-vereenkomst wordt van de bewaarder verwacht dat hij aan de inlegger exact teruggeeft wat hij ontvangen heeft, niet meer en niet minder, zo moet in de Kerk een bisschop integraal doorgeven aan de gelovigen wat hij als een deposito van de apostelen heeft ontvangen, die het rechtstreeks van Christus hebben ontvangen. Hij heeft verder de plicht ervoor te zorgen dat niemand het door vreemde leerstellingen verandert of bederft. Deze taak hoort heel bijzonder aan de bisschop van Rome, aan wie Christus zelf het primaatschap gegeven heeft in deze handeling van voeden en verzorgen van zijn kudde. De woorden van Jezus Christus tot Petrus, meegedeeld door de geliefde leerling: “Voed mijn schapen” en driemaal herhaald (Joh. 21, 15-19) staan met enorme gouden letters geschreven langs de onderzijde van de binnenkant van de koepel van de basiliek van St.-Pieter. Voor een paus is tekortschieten in deze taak niet slechts “’n” misdrijf maar het meest ernstige misdrijf omdat hij het heil van de zielen in gevaar brengt. Het ontdoet zijn diepste wezen als herder van zijn betekenis en daarom verloochent hij, als hij zoiets doet, zijn rol als zodanig. De bisschoppen die dit feit erkennen “zettende paus niet af”, omdat de paus niet afgezet kan worden: zij nemen alleen kennis van het feit dat de paus uit eigen beweging zijn ambt heeft opgegeven. In juridische taal zeggen we dat de act van de bisschoppen alleen maar van verklarende aard is.
Van welke ketterijen wordt de paus in de brief beschuldigd? Welke is naar uw overtuiging de meest ernstige?
Er staan zeven stellingen in de brief: de eerste zes zijn gedestilleerd uit passages van AL en het beruchte dispuut over de communie voor gescheiden personen die more uxorio samenleven in een nieuwe verbintenis. Men kan twee wegen bewandelen om te stellen dat het geoorloofd is aan deze categorie mensen de communie te geven. De eerste weg zou zijn: het ontkennen van de onontbindbaarheid van het huwelijk. Die weg was geprobeerd in diverse studies die aan de twee gezinssynodes (2014-2015) voorafgingen en die begeleidden, maar deze weg werd inderdaad afgewezen en deze strategie werd verlaten. De andere weg is: te stellen dat, terwijl het huwelijk onontbindbaar blijft, er gevallen zijn waarin seksuele betrekkingen buiten een wettig huwelijk toch wettig zouden zijn. Samenvattend kan ik daarom zeggen dat de belangrijkste ketterij nu juist ligt in de leer – die tegenwoordig “situatiemoraal” wordt genoemd – die ontkent dat er handelingen zijn die van nature intrinsiek slecht zijn, en daarom in geen enkel geval als wettig beschouwd kunnen worden. Als deze leer eenmaal aanvaard is, staat niet alleen de leer van de onontbindbaarheid van het huwelijk op het spel maar de hele christelijke moraal – en dat niet alleen, maar het geheel van de natuurlijke moraal. Inderdaad kan men op basis van deze leer bijvoorbeeld zeggen, dat abortus inderdaad een misdrijf is, maar dat het in sommige gevallen wettig is; dat moord op een onschuldig iemand verkeerd is, maar in sommige gevallen niet; dat marteling immoreel is maar in speciale omstandigheden zou het wettig kunnen zijn; dat actieve homoseksuele relaties zondig zijn, maar in bepaalde gevallen niet enz. Het is daarom een echte “atoombom” die de moraal volledig vernietigt, zoals prof. Josef Seifert het toepasselijk noemde in een kort maar, ik moet zeggen, explosief artikel.
Het is belangrijk te onderstrepen dat de strijd tegen deze dwaling, d.i. de “situatiemoraal” al een van de absolute prioriteiten was van het pontificaat van paus Johannes Paulus II. Daaraan wijdde hij een van zijn belangrijkste encyclieken, Veritatis Splendor. Het is juist daarom dat vele duizenden van de meest serieuze en toegewijde katholieken – en niet zomaar een “kleine marginale groep van extremisten” of “ultra-conservatieven” zoals men ons wil doen geloven – zich bedrogen voelen door deze nieuwe richting ingezet door Bergoglio, die nu juist een van de belangrijkste nalatenschappen van de heilige Poolse paus dreigt te ondermijnen. Daarom heeft Benedictus XVI in de Notities die hij een paar weken geleden publiceerde ook zeer sterk benadrukt dat dit een van de voornaamste dwalingen in de moraaltheologie van de laatste zestig jaar was. Het is zeker een providentiële toevalligheid dat deze Notities bijna tegelijk met onze brief uitkwamen.
Veel mensen zullen zich afvragen welk gezag een groep clerici en leken heeft om de paus te beschuldigen – de plaatsvervanger van Christus. Hoe reageert u daarop?
Wij claimen geen speciale autoriteit, behalve de theologische competentie die nodig is om deze studie uit te voeren om de feitelijke situatie te belichten die een fundamenteel recht van alle katholieke gelovigen ondermijnt. Het Wetboek van Canoniek Recht geeft aan alle gelovigen, naar gelang hun competentie, het recht te spreken in zoverre zij dat noodzakelijk achten om te wijzen op een moeilijkheid of een probleem in de Kerk (c. 212 § 3 zegt: “Naargelang van de kennis, de deskundigheid en het aanzien dat zij genieten, hebben zij het recht, zelfs ook soms de plicht, hun mening over wat het welzijn van de Kerk aangaat aan de gewijde Herder kenbaar te maken en deze, met behoud van de zuiverheid van geloof en zeden en van eerbied jegens de Herders, en rekening houdend met het algemeen nut en de waardigheid van de personen, aan de overige christengelovigen bekend te maken.”)
Evenmin gaan wij, zoals iemand heeft gezegd (bijv. pater Thomas Petri OP), in tegen het verbod dat ook in de Codex staat, “dat je geen beroep mag instellen tegen een act van de paus bij een oecumenisch concilie of bij het college van de bisschoppen” (c. 1372). In feite is hier geen sprake van het instellen van een beroep bij de bisschoppen om een bestuurshandeling van de paus te verwerpen als waren zij een hogere instantie. Dat is verboden door de canon. Het gaat hier echter om de zeer ernstige situatie waarin we kennis moeten nemen van het feit dat de paus zelf tot ketterij is vervallen en dat wordt in de canonieke traditie aangegeven als een van de drie oorzaken voor het verlies van het pauselijk ambt. Zoals wij in het aanhangsel over het verlies van het pauselijk ambt uitleggen, is het geen zaak van de paus afzetten maar slechts van verklaren dat hij uit zichzelf het pausschap heeft opgegeven door het aanhangen van ketterij. Nog veel minder zijn wij in strijd met c. 1373 die hen bestraft die “in het openbaar ofwel onderdanen aanzet tot vijandigheid of haat tegen de Apostolische Stoel …….. wegens een handeling gesteld door een kerkelijk gezag of bediening, ofwel onderdanen oproept tot ongehoorzaamheid jegens dezen […]” Integendeel, wij verdedigen de waardigheid van de Apostolische Stoel door te verlangen dat hij die deze stoel bezet, vrij is van ketterij.
Beschuldigen de ondertekenaars van de open brief paus Franciscus ervan dat hij een formele ketter is? Zo ja, waarom heb u hem de beschuldigingen niet eerst privé gepresenteerd en hem de kans gegeven te antwoorden (zelfs als een antwoord onwaarschijnlijk is). Is dat niet onderdeel van een eerlijk proces om dat zo te doen? De Congregatie voor de Geloofsleer doet dat met iedere theoloog die van ketterij verdacht wordt, dus waarom zou men de paus niet de kans geven zich te verantwoorden?
Allereerst zou ik een onderscheid willen maken tussen de beschuldiging van ketterij, en de formele verklaring van de kant van het competente gezag dat iemand een ketter is: de beschuldiging dat iemand een ketter is, is één ding, het vonnis dat dit formeel verklaart is een ander ding. En dat laatste komt ons niet toe, dat is nu juist aan de bisschoppen aan wie wij de open brief hebben gericht. Welnu, als wij de term “formele ketterij” gebruiken, als onderscheiden van “materiële ketterij”, in de betekenis dat de persoon die het verdedigt, zich ervan bewust is dat de stelling tegen een leer van het katholieke geloof ingaat, en die niet verdedigt uit louter onwetendheid met betrekking tot het geloofspunt, dan beweren we te spreken van “formele” ketterij in deze betekenis. Echter, dit moeten we onderscheiden van een situatie dat een persoon al door het bevoegde gezag vermaand is aangaande de onverenigbaarheid van hun leer met het katholieke geloof: dit is natuurlijk nog niet gebeurd met de paus omdat niemand met gezag hem al formeel vermaand heeft: dus in deze zin is zijn positie niet die van “formele ketterij”, en een dergelijke vermaning is precies wat wij van de bisschoppen vragen.
Welnu, wij presenteren deze beschuldigingen na een groot aantal waarschuwingen die al privé aan de paus zijn gepresenteerd, veel meer dan voldoende en redelijk zouden zijn geweest.
In feite is dat al gebeurd in de in de theologische berispingen, die aan hem zijn gepresenteerd door aan aantal van ons in 2016 (allereerst privé); dan in de dubia (ook tevoren privé gepresenteerd), dan met de Correctio Filialis (2017) die hem ook rechtstreeks ter hand is gesteld een volle maand voor zij is gepubliceerd.
Maar dit is slechts een deel van het verhaal. Paus Franciscus was reeds gewaarschuwd over deze dwalingen door veel bisschoppen en kardinalen en zelfs leken-wetenschappers gedurende de gezinssynode; daarna, na het ontwerp van AL door de vele correcties die van de Congregatie voor de Geloofsleer kwamen en die allen werden verworpen. Dan door een serie artikelen, boeken en open brieven van de hand van belangrijke auteurs.
Geconfronteerd met al deze waarschuwingen, vragen, boeken, artikelen, brieven en correcties had paus alle tijd en materiaal om na te denken en uiteindelijk te antwoorden. Maar in plaats daarvan koos hij duidelijke en bewust de weg om dit alles te negeren. In een antwoord tijdens een bijeenkomst met jezuïeten afgelopen jaar hier in Chili, verklaarde hij letterlijk ten aanzien van deze kritieken, dat hij “ze niet las” omdat hij er geen “geestelijk goed” in vond en hij zich beperkte tot “gebed voor hen”. Het verdient nog uitleg hoe hij weet dat de kritieken geen spiritueel goed in zich bergen, aangezien hij ze niet leest.
Echter wat ons betreft, danken we hem voor zijn gebeden die wij eveneens voor hem verrichten. Maar wij zijn droevig genoeg gedwongen vast te stellen dat het daarom een zaak is van vrijwillige en koppige onwil om te luisteren naar deze kritieken die volledig onze beschuldiging van “volledig bewuste en hardnekkige ketterij” rechtvaardigt, al kan dat in beperkte zin toegepast worden op iemand die nog niet formeel vermaand is zoals hierboven is uitgelegd. Dus, zoals ik al heb gezegd, dit betekent helemaal niet dat wij het gezag claimen dat noodzakelijk is om een dergelijk vonnis uit te vaardigen en aldus formeel de ketterij van iemand te verklaren, en dus ook niet van de paus; inderdaad hoewel het al zo klaar als een klontje is, hebben wij erop gelet uitdrukkelijk het tegenovergestelde te zeggen (vgl. blz. 15).
Dus het is helemaal niet waar zoals bijv. fr. Brian Harrison zei in zijn recente artikel (met nog meer onjuistheden) dat wij “snel de conclusie trekken dat hij een formele ketter is, en de bisschoppen van de wereld dwingen hem als zodanig te behandelen.” Dat is erg onnauwkeurig. Wat wij doen is simpelweg een beschuldiging presenteren, samen met bewijs dat wij als noodzakelijk en voldoende beschouwen: het is dan aan het bevoegde gezag, in dit geval de bisschoppen, het bewijs te onderzoeken, de paus op een gepaste wijze te vermanen, hem de mogelijk te geven op zijn stellingen terug te komen en pas daarna het vonnis uit te vaardigen. En wij presenteren deze beschuldigingen totaal niet lichtvaardig maar, zoals ik al gezegd heb, wij doen dit na al verscheidene jaren gewacht te hebben waarin reed een lange reeks notities, brieven en correcties zijn gepresenteerd.
In elk geval, of het oordeel feitelijk plaats vindt tijdens het leven van de paus of niet, een beschuldiging die gebaseerd is op een opvallende reeks bewijzen en getuigenissen is toch waard overwogen te worden door ieder serieuze persoon die zorg heeft voor het welzijn van de Kerk, te beginnen met de partij die er het meest belang bij heeft.
Wat voor effect, denkt u, zal het hebben nu het woord “ketterij” openlijk is gebruikt met betrekking tot paus Franciscus? Wat voor gevolg heeft u voorzien dat het zou hebben voor u besloot de open brief te ondertekenen?
Wel, we hadden voorzien dat een heleboel mensen, zelfs onder de mensen die sympathiek stonden tegenover onze visie, die zo gezegd aan onze kant staan in deze grote controverse, deze beschuldiging overdreven zouden vinden. Dus velen hebben gezegd dat dit contraproductief was omdat het onze eigen zaak kwetsbaarder zou maken en gemakkelijker aan te vallen. Veel goede theologen beweren nog steeds dat de teksten van Franciscus, al zijn ze erg problematisch niet veroordeeld kunnen worden vanwege ketterij omdat zij te onduidelijk zijn. Ik betwist deze stelling: in feite houd ik vol dat de teksten van Franciscus , met name die staan in AL hoofdstuk VIII, kronkelig en moeizaam zijn maar dat hun doel helder is: hij wil dat irregulier gehuwde stellen in bepaalde gevallen de communie ontvangen. En hij bevestigde officieel die bedoeling in zijn antwoord aan de Argentijnse bisschoppen die in zijn opdracht opgenomen werden in de AAS (Acta Apostolicae Sedis). Dit is een historisch feit en bovendien een feit dat in volkomen overeenstemming is met te veel elementen in zijn dossier dan dat het redelijkerwijs ter discussie gesteld kan worden. Welnu, om rechtvaardiging te vinden voor deze stap moest hij iets bevestigen wat inging tegen de katholieke leer: ofwel tegen de leer van de onontbindbaarheid van het huwelijk of tegen de leer dat sommige handelingen altijd en in alle gevallen verboden waren, omdat ze intrinsiek slecht zijn (intrinsece mala). Omdat hij de eerste weg afwees, moest hij de andere gaan. Het was een logische noodzaak, en zo kwam hij regelrecht in aanvaring met de leer, die plechtig was bevestigd door Veritatis Splendor. Dat is een positie die meer dan duidelijk uitgedrukt ligt in AL, zoals vele theologen reeds hebben aangetoond in hun analyses van het document. De eerste zes van onze stellingen zijn noodzakelijkerwijs gerelateerd aan deze dwaling. (Op de zevende stelling hebben we al commentaar geleverd). Dus, het is volledig onjuist te beweren dat onze zaak “overdreven” is. Het is geen redelijke weerlegging van onze positie (die niet gegeven is) maar alleen een psychologische angst voor de vreselijke gevolgen van een toegeven dat de paus ketters is, die vele goede theologen ervan weerhoudt de harde waarheid onder ogen te zien.
De ondertekenaars beweren dat er een link bestaat tussen de verwerping van de katholieke leer door paus Franciscus en de gunsten die hij heeft bewezen aan bisschoppen en andere geestelijken die ofwel schuldig zijn seksuele zonden en misdrijven of deze hebben toegedekt. Kunt u het meest frappante voorbeeld daarvan geven?
Waarschijnlijk is het meest verontrustende geval dat van kardinaal Rodríguez Maradiaga. In de brief wordt onder andere vastgesteld dat: “Maradiaga weigerde klachten te onderzoeken van 48 van de 180 seminaristen in het seminarie van Honduras betreffende seksueel wangedrag, en dat hij de klagers aanviel. Paus Franciscus benoemde Maradiaga als lid en coördinator van de raad van negen kardinalen, die hij in 2013 had opgericht om hem te adviseren bij het bestuur van de universele Kerk”. In dit afzonderlijk geval is de uitgesproken criminele neiging van een persoon die de paus per se onder zijn naaste medewerkers wilde houden, duidelijk.
Maar wat verbijsterend is, meer nog dan een afzonderlijke persoon, is het aantal prelaten, dat ernstige misdrijven heeft toegedekt of persoonlijk heeft begaan en dat door de paus is bevorderd tot posities met de hoogste verantwoordelijkheid in de Kerk. Zoals aartsbisschop Viganò treffend heeft gezegd: slechts een van deze schandalige promoties zou voldoende zijn om het aftreden van de paus te rechtvaardigen. Echter, in onze brief gebruiken we hen voornamelijk als bewijs dat de paus deze tekortkomingen niet als bijzonder ernstig beschouwt, en slechts overgaat tot noodzakelijke maatregelen als hij door de omstandigheden daartoe gedwongen wordt, met name onder druk van de burgerlijke autoriteiten.
Is de Kerk in de ergste crisis sinds de Reformatie?
Ik geloof dat de Kerk door de ernstigste crisis heen gaat, niet alleen sinds de Reformatie maar van heel haar geschiedenis. Je hoeft alleen maar te zien dat het de eerste keer in de geschiedenis is dat een paus op een zo massieve wijze van ketterij wordt beschuldigd rond een hele reeks van leerstellingen die zo belangrijk zijn als onderhavige.
Zoals ik al in vorige gesprekken en interviews gezegd heb, gaan vergelijkingen met voorbeelden uit het verleden zoals dat van paus Liberius, Honorius of Johannes XXII helemaal niet op. In het geval van Liberius was het onderwerp een formulering van het trinitair geloof, dat de paus moest tekenen, gedwongen door de pro-Ariaanse keizerlijke partij, in een tijd dat de trinitaite formulering zelf nog niet definitief was vastgesteld en er daarom nog veel terminologische onzekerheden waren. In het geval van Honorius was het een zaak van één enkele leerstellige formule rond het probleem van de twee willen van Christus, een probleem dat in die tijd besproken werd en daarom ook leed onder een marge van terminologische onzekerheid. In het geval van Johannes XXII, was het een kwestie van ontkenning van de leer van de onmiddellijke zalige aanschouwing Gods van de zaligen na hun dood: zonder twijfel een belangrijke leer, maar niet zo essentieel en centraal als de leerstellingen waar we het hier over hebben. In het geval van Franciscus heeft men de duidelijk indruk dat hij het geheel van de katholieke leer wil relativeren, met name rond thema’s van huwelijks- en gezinsmoraal, zoals we hebben gezegd, maar ook rond het erg belangrijke thema van de relatie van het katholicisme met andere godsdiensten zoals we in onze zevende stelling hebben vastgesteld. Dit kwam aan het licht het recente Abu Dhabi document maar misschien zelfs nog dramatischer in de voortdurende bewering dat katholieken geen “proselitisme” mogen bedrijven, in de betekenis dat ze zich niet druk moeten maken om niet-katholieken te overtuigen van of te bekeren tot het ware geloof. Dit is een standpunt dat in de praktijk heel dicht in de buurt komt van religieuze onverschilligheid. Veel toegewijde katholieken en zelfs waarnemers van buitenaf hebben de indruk dat de paus – terwijl hij zekere sommige katholieke doctrines onderschrijft – ten diepste niet echt katholiek is. Het is interessant dat Reuters, aan het einde van zijn artikel over onze brief zegt, als hij spreekt over dit onderwerp: “Conservatieven zeggen dat de Rooms Katholieke Kerk de enige ware Kerk is en dat de leden geroepen zijn anderen tot haar te bekeren.” Uiteraard schaart Reuters Franciscus niet onder de conservatieven en daarmee is Reuters het met ons eens dat de paus deze leer verwerpt.
Ook over dit onderwerp beschuldigt fr Harrison ons onterecht van het negeren van de mondelinge verheldering van zijn verklaring die de paus gaf in een gesprek met bisschop Athanasius Schneider, en in een publieke audiëntie. Inderdaad in een speciale noot in onze brief (noot 4) (we vragen fr. Harrison die te lezen) maken wij melding van deze verheldering en we leggen uit waarom we die als totaal onvoldoende beschouwen. Ik wil nog aan de redenen die daar staan, toevoegen, dat het vanzelfsprekend is dat louter mondelinge verhelderingen nooit voldoende kunnen zijn om de betekenis te schrappen van een schriftelijke verklaring in een officieel document dat is getekend door de paus en in duidelijke tegenspraak met het katholieke geloof.
Zouden de ondertekenaars zichzelf willen beschouwen als “in gemeenschap met de paus” of neemt u een sedevacantistische positie in?
Het antwoord kan uit het vorige antwoord worden afgeleid. Aangezien wij niet het gezag hebben om formeel de ketterij van de paus te verklaren, kunnen we natuurlijk ook niet verklaren dat hij zijn ambt verloren heeft. Bovendien hebben wij uitdrukkelijk de sedevacantistische positie uitgesloten in het appendix over het verlies van het pauselijk ambt.
De open brief werd gepubliceerd op de traditionele feestdag van de H. Catharina van Siëna en de feestdag van Pius V op de nieuwe kalender. Welke symbolische betekenis ziet u daarin?
Het was een bewuste keuze de open brief te publiceren op het feest van de H. Catharina van Siëna. In feite was het de bedoeling dat de brief gepubliceerd werd op 29 april en toen was er een kleine vertraging. Maar de publicatie viel nog op het traditionele liturgische feest van de heilige. Zij leefde in een tijd van diepe crisis voor de Kerk en er was ook een schisma. Als nederige maagd was zij niet bang te spreken en de waarheid te vertellen over de dringende hervormingen die de Kerk nodig had. Wij vertrouwen op haar voorspraak om uit de crisis van vandaag te geraken, die naar mijn mening zelfs ernstiger en dieper is. We vertrouwen ook op de voorspraak van de heilige paus Pius V, die ook in staat was de katholieke Kerk te verdedigen en heel de christelijke beschaving tegen de verschrikkelijke aanval van de Turken.
U hebt de open brief aan de bisschoppen van de katholieke Kerk gepubliceerd. Wat gebeurt er nu?
Het is moeilijk te zeggen wat er zal gaan gebeuren Ik persoonlijk geloof dat het katholieke episcopaat in het algemeen nog ver verwijderd is van het echte besef van de ernst van de situatie. Tenslotte is tot dat besef komen ook erg ongemakkelijk en zelfs gevaarlijk: het is veel gemakkelijker een slaappil te nemen en verder te slapen, dromend dat alles volkomen in orde is. Daarom geloof ik dat dit een stap is in wat nog een lange route is. Er is nog een heleboel werk te doen om het besef onder de hiërarchie te laten groeien zodat het de ketterse beweging kan keren die weliswaar al geruime tijd in de Kerk aan de gang is, maar die in de laatste zes jaar alarmerende proporties heeft aangenomen. Ik geloof dat het absoluut noodzakelijk is dat de paar kardinalen en bisschoppen die zijn opgestaan tegen de ernst van de situatie, zoals Burke, Brandmüller, Eijk, Müller, Sarah, Woelki, Schneider, Chaput, Laun, Viganò en anderen, kunnen en moeten beginnen met het vormen van netwerken onder het gedeelte van het episcopaat dat nog gezond is en dat bereid is te werken aan de bemoediging van het verzet tegen de ketterse teneur die zich verspreidt. Dit gezonde, orthodoxe deel van het episcopaat bestaat zeker, en is niet die kleine minderheid die sommigen ons willen laten geloven dat ze is. Ze maken daarbij gebruik van het feit dat dit gedeelte minder luidruchtig en minder achterbaks is, laten we zeggen minder sluw dan de ketterse factie. De kinderen van de duisternis zijn listiger dan de kinderen van het licht. Kortom dit orthodoxe gedeelte van het episcopaat moet samenkomen, moet kennis vergaren, en communiceren met elkaar, moet bezield en georganiseerd worden om effectief te kunnen werken aan een echte hervorming van de Kerk.
Wilt u hier nog iets aan toevoegen?
Om af te ronden zou ik willen antwoorden op die critici, die nu, evenals bij vorige documenten die wij hebben gepubliceerd, precies het gebruikelijke riedeltje herhalen dat wij “ultra-conservatieven” zijn of een “klein groepje extremisten” zoals prof. Massimo Faggioli beweert.
Ik laat het feit terzijde (omdat het zo overduidelijk is voor iedere lezer) dat het erg ongemakkelijk is een leuk voorverpakt etiket op ons te plakken in plaats van de moeite te nemen ons te weerleggen want dat is een beetje moeilijker.
Ik zou twee dingen willen onderstrepen die misschien aan de aandacht van onze critici zijn ontsnapt.
Het eerste is dat ook zij zichzelf laten foppen door een beoordelingsfout: zij zijn ervan overtuigd dat wij met weinigen zijn, omdat er maar weinig zijn die er met een handtekening voor durven uit te komen (hoewel ook weer niet zo weinig gezien het aantal handtekeningen dat in enkele dagen al meer dan verdrievoudigd is en vandaag al 81 bedraagt). Maar een blik in de geschiedenis is genoeg om te weten dat het altijd op die manier gegaan is: hoeveel bisschoppen durfden in het jaar 360, toen het politiek correct was pro-Ariaans te zijn, te weigeren om het pro-Ariaanse formulier te tekenen? Misschien een dozijn. Zij die niet tekenden verloren hun positie. Net zoals nu.
Hun tweede en zelfs nog ernstiger misvatting is het verwarren van de kwantiteit met de kwaliteit. Laten we doorgaan en toegeven dat we een minderheid zijn (zelfs als die minder klein is dan ze ons willen laten geloven): ik zeg dat we in goed gezelschap zijn. Bijvoorbeeld zijn we in gezelschap van Josef Seifert, een van de filosofen die naast paus Johannes Paulus II stond in de strijd tegen de situatiemoraal, die zich in recentere interventies op een wijze heeft uitgelaten die lijkt op ons document, en die om die reden hardvochtig werd gestraft; hij heeft nu de petitie ten gunste van onze brief getekend en heeft publiekelijk verklaard dat hij het met de grote inhoud van onze brief eens is; Robert Spaemann, die Amoris Laetitia “tot systeem verheven chaos” noemde; de kardinalen Burke, Caffarra, Brandmüller en Meisner, de auteurs van de Dubia; kardinaal Müller, de man door Benedictus XVI gekozen om de Congregatie voor de Geloofsleer te leiden, die onlangs zei dat een bisschop die de discipline van de Kerk verandert en de heilige Communie geeft aan mensen die niet in volle gemeenschap zijn met de Kerk “een ketter en schismaticus is”; met kardinaal Sarah die al in 2014 zei dat de verdelende leer over de discipline rond de eucharistie “een gevaarlijke schizofrene ziekte is”; tenslotte met de emeritus paus zelf die in zijn onlangs gepubliceerde Notities, zoals ik al heb gezegd, uitlegde hoe de situatiemoraal de ernstigste dwaling in de moraaltheologie is geweest in de laatste zestig jaar. En de lijst gaat nog verder.
Kortom, met een “kleine minderheid” van dit kaliber denken we dat we in goed gezelschap zijn.
Concluderend zou ik eraan willen herinneren dat naast het effect op het episcopaat – waarop we hopen maar waarop we met zekerheid nog zullen moeten wachten – we ervan overtuigd zijn dat de heldere afwijzing van de dwalingen, die tegenwoordig verspreid worden, een sterke reden tot hoop is voor vele duizenden katholieke gelovigen die diep bezorgd zijn over de situatie die velen beschrijven niet enkel als ketterij of schisma maar zelfs als apostasie (geloofsafval), en die in stilte hopen en bidden dat Christus spoedig zal komen om zijn Kerk te verlossen. Dit document wil stem geven aan zo velen die geen stem hebben, om de boodschap uit te sturen, dat zelfs als ketterij en corruptie lijken te zegevieren, de Heilige Geest altijd een immuunreactie geeft, antilichamen, vaak zelfs in eenvoudige mensen die geen machtsposities bezitten, maar die, zelfs tegen menselijke voorspellingen in, het geloof bewaren en zich zelf toewijden aan het strijden van de goede strijd waartoe wij allemaal geroepen zijn.
Vertaling: C. Mennen pr
Write a Reply or Comment