“Redt u uit dit ontaarde geslacht!” (Hand. 2, 40)
Veel mensen denken dat filosofie iets is voor muffe zolderkamertjes en wereldvreemde wetenschappers, maar niets is minder waar. Immers de manier waarop mensen leven, de manier waarop de gemeenschap is ingericht, welke normen en waarden worden gehanteerd, dat alles is gebaseerd op filosofische uitgangspunten. Niet dat iedereen over die uitgangspunten nadenkt, maar ze zijn er wel en wat mensen doen wordt erdoor bepaald. En die uitgangspunten worden verspreid door een tamelijk kleine groep van zeer invloedrijke mensen die op een gegeven moment “de wind mee hebben” en een hele samenleving meetrekken.
Zo zijn de belangrijkste filosofen van de (heidense) Griekse oudheid Plato (geb. 425 v.Chr.) en Aristoteles (rond 350 v. Chr.). Zij gingen er beiden vanuit dat er een bepaalde ordening en bedoeling in de zichtbare wereld was. De wereld en de mens zijn niet volledig maakbaar maar de mens moet zich richten naar de interne ordening en bedoeling in mens en wereld.
Als het christendom zich dan over de Griek-Romeinse wereld verspreid, dan kunnen de christenen van die oude filosofie gebruik maken om hun gedachten uit te drukken. De christelijke theologie maakt aanvankelijk gretig gebruik van Plato en later van Aristoteles. In die filosofische termen werden het geloof en de moraal uitgedrukt. Wat de moraal betreft leidde de christelijke filosofie zijn normen vooral af van de “natuurwet”. Men ging ervan uit dat God in zijn schepping het wezen van de mens en van de dingen had neergelegd en dat je dat wezen met je verstand kunt leren kennen en zo kunt weten hoe je moet handelen als je het goede wilt doen, wilt handelen overeenkomstig de wil van de Schepper. De katholieke moraal steunt dan ook niet zozeer op de Bijbel, hoewel die zeker helpt en verduidelijkt, maar vooral op de natuurwet
In 2020 is van de hand van Andreas Kinneging een zeer lezenswaardig doch lijvig boek verschenen, getiteld “De onzichtbare maat”. Hij toont aan dat alle westerse filosofen vanaf Plato tot vrij recent uitgingen van een “onzichtbare maat”, een norm die met de schepping gegeven was. Men ging uit van een objectieve, voorgegeven orde waartegen je niet ongestraft kon ingaan. In die orde is het vanzelfsprekend dat de mens de kroon van de schepping is. Hij staat wezenlijk hoger dan de dieren en andere geschapen werkelijkheden. Dit heeft te maken met het verstand waarmee de mens begiftigd is en met de (onsterfelijke) ziel (Bijbel) waardoor hij zich van andere levende wezens onderscheidt en over hen kan heersen (Bijbel). Met je verstand kun je afleiden – en dit wordt door de Bijbel bevestigd – dat de mens gemaakt is als man en vrouw en dat dit zo is om elkaar aan te kunnen vullen en het menselijk geslacht te doen voortbestaan. Dat man op man of vrouw op vrouw seksueel betrokken zou zijn, gaat in tegen de “onzichtbare maat” van de schepping, is dus objectief ongeordend.
Ook in de mens zelf is een ordening. Bovenaan staat het verstand. Het verstand is het meest kenmerkende vermogen van de mens. De mens moet met zijn verstand(igheid) over zijn bestaan heersen. Met zijn verstand maakt hij de juiste keuzes, rekening houdend met de normen van de onzichtbare maat. Maar met het verstand alleen is hij er niet. Hij heeft een getrainde wil nodig om die juiste keuzes in werkelijkheid om te zetten. De wil moet dus ondergeschikt zijn aan het verstand. De laagste vermogens van de mens zijn de begeerten (die hem grotendeels verbinden met het dierenrijk). In de klassieke opvatting is de mens geroepen deze begeerten te schiften en te ordenen met het verstand en ze dan met de wil te bedwingen en ze de juiste richting te geven.
Kinneging zegt, dat deze ordening van de klassieke Grieks-christelijke filosofie nu bewust op zijn kop is gezet. De algemeen aanvaarde stelling luidt: er is geen vooraf gegeven orde; alles is maakbaar. Het belangrijkste in de mens lijkt niet meer het verstand te zijn maar de begeerten. Wat ik voel is goed. Dat mag ik willen en mijn verstand keurt het goed. Een paar voorbeelden.
Iemand is getrouwd en draagt verantwoordelijkheid voor vrouw en kinderen. Nu wordt hij verliefd op zijn secretaresse. In het klassieke Westerse denken zegt het verstand dan: dit kan niet, dit is onverantwoord, het druist in tegen de norm. Het verstand zet dan de wil aan om zich tegen die verliefdheid (begeerte) te verzetten en zodanige maatregelen te nemen dat hij de begeerte (de verliefdheid) de baas kan blijven.
Die klassieke ordening staat echter in de huidige “moraal” volledig op zijn kop. De begeerte (de verliefdheid) is tegenwoordig leidend. Daar kun je en mag je je niet tegen verzetten. Je hebt immers recht op geluk. Dat mag niet door plichtsbesef in de weg gezeten worden. Zo redeneert het verstand om je begeerte te rechtvaardigen en de weg vrij te maken voor de wil. Niets houdt je dan tegen de “liefde” met je secretaresse uit te leven.
Had iemand vroeger homoseksuele neigingen, dan zei zijn verstand dat die neiging indruiste tegen de natuurlijke orde en dat het immoreel was een dergelijke neiging uit te leven. Met wilskracht verzette hij zich tegen deze neiging en spande zich in kuis te leven. Of hij zocht psychologische hulp om te proberen deze verkeerde neiging te overwinnen. Op dit moment wordt de homoseksuele neiging louter vanuit het gevoel aanvaard. De seksuele orde die je met verstand kunt kennen, doet er niet meer toe. Het verstand wordt in dienst gesteld van het gevoel. Vanuit het “gevoel” en de “liefde” die ik beleef moet het verstand deze neiging goedkeuren en mag de wil niets meer blokkeren.
Dit alles gaat zo ver dat het objectieve man of vrouw zijn wordt gerelativeerd of ontkend. Je moet het verstand dat iemand op objectieve gronden (primaire geslachtskenmerken) als man of vrouw aanduidt, buiten spel zetten. Leidend is het gevoel van iemand die zich vrouw voelt, ook al is hij biologisch een man.
Dit alles leidt tot een enorme decadentie, een enorm zedelijk verval. Er bestaan geen objectieve normen mee. Ethische commissies in bijv. ziekenhuizen zijn een wassen neus. Zij baseren zich immers niet op objectieve normen maar op wat de meeste mensen voelen. Er wordt niet gezocht naar de onzichtbare maat waaraan mensen gebonden zijn maar men zoekt naar wat de meeste mensen aanvaardbaar achten. En dat is enorm manipuleerbaar.
Hetzelfde zien we bij wetgeving door het parlement.
Die populistische moraal van het gevoel is machtig. Veel christenen worden er ook door aangetast. Ze worden immers door die opvattingen overspoeld en bovendien stellen die opvattingen geen hoge eisen. Ze spelen in op het gemak. Daarenboven wordt er vanuit de (herders van) de Kerk weinig weerstand geboden. Toch is de Kerk de enige instantie die tegenstand kan bieden. Zij heeft immers een coherente, samenhangende moraal gebaseerd op de onzichtbare maat (de natuurwet), ondersteund door Gods Woord. Maar dan moet ze de strijd tegen de heersende decadente moraal wel aandurven: intellectueel en praktisch. En dat durft ze niet.
Deels omdat veel herders zelf onderdeel zijn geworden van de decadente cultuur. Met een bepaald gebruik van (gevoelsmatige) begrippen als pastoraal, liefde, barmhartigheid, bruggen bouwen enz. worden onaanvaardbare dingen (in hun eigen leven en daaerbuiten) aanvaardbaar gemaakt en contamineert de Kerk zich met de wereld. De onzichtbare maat en daarmee Gods ordening wordt ingeruild voor eigen gemak, voor sympathie van de wereld en het applaus van de media.
Deels ook omdat nog meer herders bang zijn hun stem te verheffen tegen een leidende decadente cultuur. Ze zwijgen omdat ze hun Heer niet willen navolgen tot op het kruis. Want de media en ook het liberale gedeelte van de gelovigen zijn onbarmhartig. En ze rationaliseren hun zwijgen met de bewering dat de mensen eerst een band met Christus moeten hebben voordat ze de christelijke moraal kunnen aanvaarden. Een drogreden want ook de Jezus van het evangelie stelt hoge morele eisen en laat zich niet kennen buiten de geboden om.
De Kerk moet niet pogen het geloof te verwoorden in een moderne filosofie. Dat is onmogelijk. De moderne filosofie is in en in goddeloos. De Kerk en de katholieke theologie zullen zich er niet voor moeten schamen hun oude beproefde filosofie en geloofstaal te gebruiken. En moedig moeten ze Petrus nazeggen: “Redt u uit dit ontaarde geslacht!” (Hand. 2, 40)
Comments