Een mislukt herstel
Af en toe worden mijn schrijfsels op buitenlands websites aangehaald of in zijn geheel vertaald. Dan staat daar standaard bij dat ik als lid van het kathedraal kapittel en docent aan het diocesaan seminarie een direct adviseur van de bisschop van Den Bosch ben. Ik lach er maar eens mee omdat ik weet wat dat allemaal waard is en ik de grote betrekkelijkheid van die affichering ken. Echter, ik kan me levendig voorstellen dat het feit dat hij met mij en mijn opvattingen in nauw verband wordt gebracht voor bisschop de Korte een vlek op zijn imago is waarmee hij maar moeilijk kan leven. In zijn ogen vertegenwoordig ik standpunten waarmee hij het niet eens is of als hij het er al mee is, wil hij ze liever niet uitgesproken hebben omdat ze in de publiciteit niet zo goed liggen.
Vanuit de door hem gekozen positie is het volkomen begrijpelijk dat hij zich langzamerhand van mij losmaakt.
Vrij vlug na zijn benoeming deelde hij mij in een gesprek mee dat hij de functie van gedelegeerde voor liturgie en kerkelijke kunst (die ik tenminste wat liturgie betreft ongeveer 30 jaar heb waargenomen) aan twee andere priesters wilde toevertrouwen. Dit was uiteraard zijn goed recht. Hij moet zich immers in zijn naaste medewerkers kunnen herkennen.
De kanunniken in het kathedraal kapittel worden in ons bisdom geheel tegen de bedoeling van het canoniek recht in voor vijf jaar benoemd. Het kerkelijk recht gaat uit van een benoeming voor het leven. Echter tot op heden werd iedereen na vijf jaar herbenoemd. Het vorig jaar liep de benoeming van alle kanunniken af en ik verwachtte eigenlijk geen herbenoeming. Ik dacht dat de bisschop misschien zou zeggen: vijfenzeventig is tegenwoordig in de Kerk een leeftijd om terug te treden; kanunniken die boven de 75 zijn, zal ik daarom niet herbenoemen. Dan had hij behalve mij nog twee anderen niet moeten herbenoemen maar dat zou wel een elegante oplossing zijn geweest. Wie schetst echter mijn verbazing dat er een brief van de bisschop kwam waarin hij vroeg of ik nog bereid was een periode te blijven zitten! Ik haastte mij hem te schrijven dat ik daar graag toe bereid was. Ik dacht: na deze vraag van zijn kant en mijn antwoord daarop ben ik verzekerd van een herbenoeming. Echter in de Kerk kun je blijkbaar iemand vragen voor een positie en na een positief antwoord toch nog zeggen: ik wil je niet. En zo geschiedde: op de maandag vóór het jaarlijkse diner deelde hij mij in een gesprek mee dat hij iemand die de paus een ketter noemt niet in zij kapittel kon dulden. Hij hoopte echter wel dat ik nog naar het diner zou komen. Dit kon ik echter niet meer opbrengen.
Toen het Sint-Janscentrum werd opgericht, kreeg ik van Mgr. ter Schure de opdracht te gaan studeren omdat er anders geen priesters van het bisdom waren die geschikt en bevoegd waren om daar te doceren. Ik moest die studie wel doen naast een volle dagtaak als pastoor in Tilburg. In het studiejaar 89-90 haalde ik mijn licentiaat canoniek recht aan de KU Leuven maar moest tegelijk al les geven aan de eerste lichting studenten die dat jaar na twee jaar filosofie aan de theologie begon. Het was een hectische periode: pastoraat, afstuderen, een cursus maken en les geven. Maar voor de nieuwe priesteropleiding had ik dat graag over. Bijna 30 jaar heb ik met liefde les gegeven en dacht daar nog mee door te gaan zolang mijn gezondheid het zou toelaten.
Aan het begin van dit nieuwe studiejaar hoorde ik niets, kreeg geen rooster… niets. Ik dacht dat het wellicht te maken had met de rector die ondertussen ontslagen was of met de coronacrisis. Tot een collega mailde: “Ken jij jouw opvolger. Ik neem aan dat met jou besproken is. Wat is dat voor iemand?” Ik moest hem antwoorden dat er met mij niets besproken was en dat ik niet eens wist dat ik een opvolger had maar dat ik overigens de persoon die hij noemde, wel kende. Zo werd ik na 30 jaar aan de kant geschoven zonder dat ik het zelf wist. Blijkbaar heeft iemand de tijdelijke leiding van het seminarie erop gewezen dat dat wel erg merkwaardig was en ik kreeg van de studierector een mailtje vol loftuitingen op mijn persoon, mijn geloof, mijn helderheid en mijn kwaliteit als docent. Echter nu het seminarie in verbinding met het Bonifatiusinstituut grote veranderingen ging doormaken, wilde men mij niet meer met die veranderingen belasten. Uiteraard is dat niet de reden voor de amotie. Ik verkeer in een goede gezondheid en tegelijk blijven docenten aan die aanzienlijk ouder zijn dan ik.
De reden is uiteraard dezelfde als waarom ik uit het kapittel ben verwijderd en waarom ik mijn taken als gedelegeerde moest opgeven. Met de duidelijke katholieke lijn die ik voorsta en waardoor ik soms kritiek op het beleid van de bisschop heb en ook op uitspraken van de paus die op gespannen voet staan met de katholieke traditie, pas ik niet in het beleid van Mgr. de Korte.
Ik ben te veel van de periode Ter Schure-Hurkmans, bisschoppelijke voorgangers die ik hem publiekelijk nooit heb horen noemen, in regenstelling tot bisschop Bluyssen over wie hij lovend spreekt en tegen wie ik daarentegen nogal wat duidelijke bezwaren heb. De benoeming van de nieuwe rector van het Sint-Janscentrum past in dit beeld. Hij is vriendelijke en representatief maar met misbruiken in de liturgie heeft hij bijzonder weinig moeite.
Een heel bepaalde periode in de geschiedenis van het bisdom Den Bosch is voorbij: een poging tot katholieke restauratie na de geloofsafkalving na de jaren zestig. Weliswaar een poging die maar zeer gedeeltelijk slaagde, maar toch. We zijn nu weer bij een kerk waarbij het minder gaat om de katholieke waarheid dan om wat de kranten over Kerk en bisschop schrijven, zolang ze dat überhaupt nog doen. Immers de relevantie van een dergelijke Kerk neemt snel af.
C. Mennen pr
15 december 2020
Write a Reply or Comment