De Amazonesynode is een teken van de tijd
door Douglas Farrow 17 oktober 2019
Douglas Farrow is Professor of Theology and Christian Thought at McGill University in Quebec Canada. Zij bijdrage is gepubliceerd op First Things. Hij komt tot een schokkende conclusie: “Welnu, waar brengt dit alles ons? Het brengt ons, eerlijk gezegd, bij de vraag hoe zowel de ware Kerk als de valse kerk dezelfde paus kunnen hebben, en wat hieraan gedaan moet worden.”
De Amazonesynode is een teken van de tijd. Zo staat het in het Instrumentum laboris. Wie zal het ontkennen? En wat zijn dat voor tijden! Sommigen zeggen hoopvol dat de Amazonesynode de Kerk voor altijd zal veranderen, dat de Kerk nooit meer hetzelfde zal zijn. Anderen zeggen dat de synode een werktuig voor afvalligheid is. In de sombere humor van Dom Giulio Meiattini: “Als er nog iets christelijks staat in dit Instrumentum Laboris, dan zijn het een paar woorden en uitdrukkingen hier en daar, maar er geen reden je druk te maken: het is ongetwijfeld biologisch afbreekbaar!”
Biologisch afbreekbaar christendom – nu daar hebben we een teken van de tijd, een teken van onze tijd. Immers onze tijd is een tijd waarin zelfs het geloof van de katholieke Kerk dreigt te verdwijnen in het moerasland van onze eigen verwarde en vervallen culturen. Onze tijd is een tijd waarin de eco-theologie in het stroomgebied van de Amazone en de seksuele theologieën in de ingewanden van Europa met een “bevrijdings”-fanfare het evangelie van Jezus Christus door de goot van Leonardo Boff kunnen spoelen. Het werkelijke probleem zijn hier niet, zoals sommigen suggereren, de dure Duitse loodgieters, die uiteindelijk het doorspoelen gratis doen. Het echte probleem is de Grote Geloofsafval, die nu al enkele eeuwen in voorbereiding is en die tenslotte een wereldwijde loodgietersvakbond op de been heeft gebracht – een vakbond die nu zo machtig is dat hij pausen kan verkiezen en zijn vuile zaakjes kan opknappen in de naam van de Kerk zelf. De Amazone, zo wordt ons in naam van de Kerk verteld, “beleeft een ogenblik van genade, een kairos”, want “het beleeft de cultuur van de ontmoeting”. Ontmoeting met de God en vader van Jezus Christus? Nee, ontmoeting met zichzelf en zijn eigen landen, volken en culturen die echte bronnen van openbaring zijn. Ontmoeting ook met “de ander”, met “de liefde die beleefd wordt in elke godsdienst” en in iedere culturele ruimte. Uitgezonderd natuurlijk die van de kolonialisten en de neokolonialisten, die niet weten hoe ze moeten beminnen. (Tot de neokolonialisten horen zeker ook, zou men denken, de Europese marxisten en de Gramscianen die de synode runnen, maar blijkbaar is dat niet zo.)
Op dit genadevolle ogenblik, dit moment van ontmoeting, is de verstikkende ruimte van de “versteende leerstellingen” opengebroken. Oude wijnzakken – om de beeldspraak aan te passen – zijn gebarsten en de nieuwe wijn kan rijkelijk vloeien. Dogma maakt plaats voor dialoog, christologie voor pneumatologie, het inclusieve voor het exclusieve:
Veel volken in de Amazone zijn per definitie mensen van dialoog en communicatie. Er is een ruime en wezenlijke ruimte van dialoog tussen de spiritualiteiten in de Amazone, tussen de geloofsbelijdenissen en de godsdiensten die een benadering vanuit het hart ten opzichte van de verschillende culturen vereisen. Respect voor deze ruimte betekent niet dat je eigen overtuigingen relativeert, maar andere wegen/paden erkent die het onuitputtelijk mysterie van God proberen te ontrafelen. Onoprechte openheid naar de ander, zoals een corporatistische houding die het heil exclusief voorbehoudt aan de eigen geloofsbelijdenis, is schadelijk juist voor deze geloofsbelijdenis. Dat is het wat Jezus uitlegde aan de wetgeleerde in de parabel van de barmhartige Samaritaan (Lc. 10, 30-37). Liefde die beleefd wordt in welke godsdienst dan ook, behaagt aan God. “Door een uitwisseling van gaven kan de Geest ons steeds verder binnenleiden in de waarheid en de goedheid” (Evangelii Gaudium 246).
Welnu, een uitgebreide kritiek op dit moerassig gedoe, dat het goddelijke ziet in iedere onkruidje en geen enkel geknakt rietje breekt, vraagt om meer ruimte dan ik hier heb; zelfs meer dan de eminente kardinaal Müller gebruikte in zijn eigen kritiek op het Instrumentum Laboris – het feit alleen al dat deze kritiek komt van een voormalig hoofd van de Congregatie voor de Geloofsleer, zou voldoende moeten zijn om aan te tonen in wat voor soort tijd we leven. Maar ik waag het zelf twee dingen te constateren, kort en onomwonden. Het eerste is dat het één ding is met Thomas van Aquino te zeggen dat de genade de natuur vooronderstelt maar het totaal iets anders dan “zoals paus Franciscus beweert: ‘de genade cultuur vooronderstelt’ (EG 115).” Het blijkt nu dat de onduidelijkheid in Evangelii Gaudium gelukkig opgelost is in het Instrumentum. Als je zegt dat de genade de natuur vooronderstelt, dan zeg je dat de verlossende en verheffende gaven van God, degratia sanans en de gratia elevans, wat Bernardus van Clairvaux de gratia creans noemt, vooronderstellen. Zij vooronderstellen de gave van de schepping, die zijn eigen doeleinden en krachten heeft, zijn eigen ordening en goedheid. Het is om de schepping te redden, die vanwege de zonde onderworpen is aan een zinloos bestaan, en om “de glorievolle vrijheid van de kinderen Gods” te verwerkelijken, dat nieuwe genaden worden uitgestort waarover bericht wordt in het evangelie.
Als je anderzijds zegt dat de genade de cultuur vooronderstelt, zeg je niet alleen dat het aan de mens als sociaal wezen toekomt cultuur te hebben en voort te brengen en dat het evangelie komt tot mensen die al geïncultureerd zijn. Je zegt niet alleen dat het evangelie kan en moet rekening houden met een cultuur en daarin kan en moet bevestigen wat met het goddelijke plan overeenkomt en moet afwijzen wat daar tegenin gaat. Te oordelen aan de programmatische paragraaf, die hierboven geciteerd is – waaruit vele soortgelijke opmerkingen voortkomen over de openbaringsstatus van de volken, de landen en de culturen van de Amazone (om niet te spreken over de Rijn) als authentieke vindplaatsen van theologie op hun eigen manier, dan moeten we daar wel iets meer en inderdaad iets anders over zeggen. We moeten zeggen dat we bij deze volken, in deze landen en culturen van de Amazone specifieke fundamenten vinden om over God en zijn evangelie te spreken. We vinden daar de zaden van nieuwe evangelies.
“Genade vooronderstelt cultuur” betekent dat de cultuur in kwestie op een of ander manier goddelijk ontstaan en ontworpen is, en daarom goed is en bron van openbaring in zichzelf. Of minstens dat het op een geschikte manier beantwoordt aan het goddelijk ontwerp – en daarom goed en bron van openbaring – niettegenstaande het feit dat iedere cultuur, zoals we weten uit Schrift en traditie, het product is van de gevallen mens waarin de imago Dei, verre van op weg naar de volmaaktheid, ernstig is verstoord met zelfs het gevaar te verdwijnen, maar open voor het verlossingswerk van Christus. Laten we hier niet spreken over de opmerkingen van kardinaal Müller over het Instrumentum Laboris; namelijk de bijna algehele afwezigheid van Schrift en traditie en het ontstellende misbruik van beide wanneer zij worden aangehaald. Laten we in de plaats daarvan toegeven dat deze dingen tot op zekere hoogte opzettelijk gebeuren. Want Schrift en traditie zijn nu juist de bron van de “versteende leerstellingen” die we moeten overwinnen. Zij vormen nu juist de ruimte die opgebroken moet worden. Het is niet toevallig, durf ik te stellen, dat “wat er ontbreekt in het IL, een helder getuigenis is van de zelfmededeling van God in het verbum incarnatum (het mens geworden woord), van de sacramentaliteit van de Kerk, van haar sacramenten als objectieve genademiddelen in plaats van naar zichzelf verwijzende symbolen, en van het bovennatuurlijk karakter van de genade”. Want als wij met dit alles rekening houden, wordt het duidelijk, zegt kardinaal Müller, dat de integriteit van de mens juist niet bestaat in de gemeenschap met zijn biologische natuur, maar in het goddelijk Zoonschap en in de genadevolle gemeenschap met de heilige Drie-eenheid”. Het wordt duidelijk dat “eeuwig leven de beloning is voor de bekering tot God en de verzoening met Hem”, en dat heeft iedere mens en ieder cultuur nodig.
Laten we in plaats daarvan –en dat is het tweede punt waarover ik nog korter en directer zal zijn- letten op wat kardinaal Müller heel beleefd niet doet. Laten we erop letten dat de stelling “de genade vooronderstelt de cultuur” inderdaad een stelling is van de huidige paus, een stelling die nu op deze wijze, en op deze tijd met zijn goedkeuring wordt uitgewerkt.
De kairos, de cultuur van de ontmoeting, die geprezen wordt in de Pan-Amazonesynode, is een kairos en cultuur van Bergoglio. De Kerk “die geroepen is om steeds meer synodaal te zijn”, “vlees te worden” en te “incarneren” in de bestaande culturen, is een Bergogliaanse kerk. Een deze kerk, om het niet al te zachtzinnig te zeggen, is niet de Katholieke Kerk. Het is een valse kerk. Het is een zichzelf vergoddelijkende kerk. Het is een antichristelijke kerk, een vervanging van het Woord-dat-vlees-geworden-is tot wie de katholieke Kerk in feite behoort en van wie zij, zoals kardinaal Müller met nadruk zegt, altijd moet getuigen wil zijn Kerk zijn.
Welnu, waar brengt dit alles ons? Het brengt ons, eerlijk gezegd, bij de vraag hoe zowel de ware Kerk als de valse kerk dezelfde paus kunnen hebben, en wat hieraan gedaan moet worden. Anderen stellen deze vraag op hun manier. Het is een heel ongemakkelijke kwestie voor de nederige leek en voor de verheven clericus. Tegen hen beiden neemt het Instrumentum stelling als zij het minste teken van ‘verstening’ geven. Ik verwacht dat het ook een erg ongemakkelijke vraag is voor de paus zelf, die het petrinische ambt bekleedt terwijl hij dat ambt gebruikt om de “petrificatie” (de verstening) aan te vallen. Maar het is de kwestie die door de Amazonesynode wordt opgeworpen. Een dat is inderdaad een teken van de tijd.
Write a Reply or Comment