Een wereld die herbouwd moet worden
Robert kardinaal Sarah heeft zijn derde boek gepubliceerd, dat binnenkort ook in het Nederlands verschijnt: Le soir approche et déjà le jour baisse (de avond komt, de dag loopt reeds ten einde). Naar aanleiding daarvan heeft de kardinaal een interview gegeven aan het Franse blad La Nef. Hieronder vindt u in vertaling dit interview dat alleszins de moeite waard is.
Het interview met kardinaal Sarah
In het eerste deel van uw boek, beschrijft u “een geestelijke en religieuze ineenstorting”. Hoe wordt die ineenstorting zichtbaar? Betreft het alleen het Westen of zijn er andere gebieden in de wereld, zoals Afrika, die er ook door aangetast zijn?
De geestelijke crisis betreft heel de wereld. Maar de bron ervan is Europa. Het afwijzen van God is ontstaan in het Westerse bewustzijn. De mensen is het westen zijn schuldig aan het afwijzen van God. Maar ze hebben niet alleen God afgewezen. Friedrich Nietzsche, die als zegsman van het Westen beschouwd mag worden, heeft beweerd: “God is dood! God blijft dood! Een wij hebben Hem vermoord…”Wij hebben God vermoord. Met het oog op de dood van God onder de mensen, wilde Nietzsche Hem vervangen door een profetische “Superman”. De geestelijke ineenstorting heeft dus eigen Westerse trekken. Ik zou met name willen wijzen op de ontkenning van het vaderschap. Men heeft onze tijdgenoten ervan overtuigd dat men om vrij te zijn, van niemand afhankelijk mag zijn. Dat is een tragische vergissing. De Westerse mens is ervan overtuigd dat ontvangen strijdig is met de waardigheid van de persoon. Welnu, de beschaafde mens is fundamenteel een erfgenaam; hij ontvangt een geschiedenis, een cultuur, een naam, een familie. Dat nu juist onderscheidt hem van de barbaar. Weigeren te worden opgenomen in een netwerk van afhankelijkheid, van erfgoed en van bloedverwantschap veroordeelt ons om naakt binnen te treden in de jungle van een concurrerende economie die aan zichzelf overgelaten is. Omdat hij zich weigert te aanvaarden als erfgenaam, veroordeelt de mens zich tot de hel van de liberale globalisering waar de individuele belangen botsen zonder een andere wet dan die van winst tot elke prijs.
Maar in dit boek wil ik de Westerse mens erop wijzen dat de echte reden van deze weigering om zijn erfenis te aanvaarden, van deze afwijzing van het vaderschap ten diepste het afwijzen van God is. Ik zie diep in het hart van de Westerse mens een fundamentele afwijzing van het scheppende vaderschap van God. Wij ontvangen van Hem onze natuur als man en als vrouw. Dat wordt voor de moderne geest onverdraaglijk. De genderideologie is een Luciferiaanse weigering van God een geslachtelijke natuur te ontvangen. Dus rebelleren sommigen tegen God en volkomen zinloos verminken zij zich om hun sekse te veranderen. Maar in werkelijkheid veranderen ze ten diepste niets aan hun wezenlijk man of vrouw zijn. Het Westen weigert te ontvangen, het aanvaardt slechts wat het zelf tot stand brengt. Het transhumanisme is de ultieme avatar van deze beweging. Zelfs de menselijke natuur wordt voor de Westerse mens ondraaglijk omdat het een gave van God is. Deze opstand is in wezen geestelijk. Het is de opstand van Satan tegen de gave van de genade. Eigenlijk geloof ik dat de Westerse mens niet door Gods barmhartigheid gered wil worden. Hij weigert het heil te ontvangen en wil het zelf tot stand brengen. De “Westerse waarden” , gepromoot door de UNO, berusten op een afwijzing van God die ik vergelijk met die van de jongeman uit het evangelie. God heeft het Westen liefdevol aangekeken omdat het grote dingen tot stand heeft gebracht. Hij heeft het Westen uitgenodigd verder te gaan maar het heeft zich omgedraaid, het gaf de voorkeur aan de rijkdommen die het zelf had. Afrika en Azië zijn nog niet helemaal aangetast door de genderideologie, het transhumanisme of de haat tegen het vaderschap. Maar de neokoloniale geest van de Westerse machten oefenen druk op hen uit om deze dodelijke ideologieën te aanvaarden.
“Christus heeft zijn gelovigen nooit beloofd dat ze in de meerderheid zouden zijn”, schrijft u (blz. 34) en u gaat verder: “Ondanks de grootste missionaire inspanningen heeft de Kerk de wereld nooit beheerst. Want de missie van de Kerk is een missie van liefde, en de liefde heerst niet” (blz. 35); en daarvoor schreef u “dat het de kleine rest is die het geloof heeft bewaard”. Als u mij deze uitdagende vraag toestaat, wil ik u vragen: waar ligt dan het probleem, aangezien deze “kleine rest” al bestaat en bezig is in een wereld die vijandig staat tegenover het geloof, dat geloof te bewaren?
Christenen moeten missionarissen zijn. Zij mogen de schat van het geloof niet voor zichzelf houden. De missie, de evangelisatie blijft een spirituele noodzaak. Hou zouden we rustig kunnen stilzitten terwijl zoveel zielen de echte waarheid die bevrijd: Jezus Christus, niet kennen? Het relativisme om ons heen gaat ervan uit de verscheidenheid van godsdiensten te beschouwen is als een goed in zichzelf. Nee! De volheid van de geopenbaarde waarheid, die de katholieke Kerk heeft ontvangen, moet overgedragen, verkondigd en gepreekt worden. Maar het doel van de evangelisatie is niet het beheersen van de wereld maar de dienst aan God. Laten we niet vergeten dat de overwinning van Christus op de wereld …… het kruis is! Wij moeten niet de macht van de wereld willen overnemen. De evangelisatie geschiedt door het kruis. De martelaren zijn de eerste missionarissen. Maar in de ogen van de mensen was hun leven een mislukking. Het doel van de evangelisatie is niet “het maken van aantallen” in de logica van de sociale netwerken die “de buzz” willen maken. Ons doel is niet het populair zijn in de media. Maar wij willen dat iedere ziel, alle zielen door Christus gered worden. De evangelisatie is geen kwestie van succes, zij is een werkelijkheid die ten diepste innerlijk en bovennatuurlijk is.
Ik wil terugkomen op uw punt in de vorige vraag: wilt u zeggen dat de Europese christenheid die in staat is geweest het christendom aan de totale samenleving op te leggen, slechts een intermezzo in de geschiedenis is geweest, en dus geen model kan zijn in de zin dat het christendom er heeft “geheerst” en is doorgevoerd met een zekere sociale dwang.
Een maatschappij die doordrongen is van het geloof, het evangelie en de natuurwet is wenselijk. Het is de taak van de leken om die maatschappij op te bouwen. Het is zelfs hun eigen roeping. Zij dienen het welzijn van allen als ze bouwen aan een stad die overeenkomt met de menselijke natuur en die open staat voor de openbaring. Het diepste doel van de Kerk is niet een speciaal sociaal model te bouwen. De Kerk heeft de taak ontvangen het heil te verkondigen, dat nu eenmaal een bovennatuurlijke werkelijkheid is. Een rechtvaardige maatschappij helpt de zielen om de gave van God te ontvangen. Maar zij kan niet zorgen voor het heil. Kan er omgekeerd een rechtvaardige maatschappij bestaan die overeenkomt met de natuurwet zonder de gave van de genade in de zielen? Het is nodig de kern van ons geloof te verkondigen: alleen Jezus redt ons van de zonde. We moeten echter onderstrepen dat de evangelisatie slechts onvolkomen is wanneer zij de structuren van de maatschappij niet bereikt. Een maatschappij die geïnspireerd wordt door het evangelie, beschermt de zwaksten tegen de gevolgen van de zonde. Een maatschappij los van God daarentegen wordt gauw een zondige structuur. Zij bevordert het kwaad. Daarom kan men zeggen dat er geen rechtvaardige maatschappij kan bestaan zonder dat God een plaats heeft in het publieke domein. Een staat die het atheïsme afkondigt, is een onrechtvaardige staat. Een staat die God verbant naar het private domein, is een staat die zich afsnijdt van de echte bron van het recht en de gerechtigheid. Een staat die het recht alleen wil funderen op de goede wil, die niet probeert de wet te funderen op een objectieve orde die van de Schepper ontvangen is, loopt het gevaar te vervallen in totalitarisme.
In de loop van de Europese geschiedenis zijn wij gegaan van een maatschappij waarin de groep belangrijker was dan de persoon (het holisme van de Middeleeuwen) – een maatschappijtype dat nog bestaat in Afrika of dat de islam blijft karakteriseren – naar een maatschappij waar de persoon zich geëmancipeerd heeft van de groep (individualisme); men kan ook, een beetje schematisch, zeggen dat we van een maatschappij gegaan zijn die beheerst werd door het zoeken naar de waarheid naar een maatschappij die beheerst wordt door het zoeken naar de vrijheid; de Kerk zelf heeft haar eigen leer te aanzien van deze ontwikkeling verdiept in de verklaring van de het recht op godsdienstevrijheid (Vaticanum II): hoe ziet u de positie van de Kerk in deze ontwikkeling en kan men het juiste evenwicht vinden tussen de twee polen “waarheid” en “vrijheid”, gezien het feit dat wij misschien van het ene uiterste naar het andere zijn gegaan, terwijl het een bovendien het andere oproept?
Het is niet juist te spreken van een “evenwicht” tussen de twee polen: waarheid en vrijheid. Deze manier van spreken veronderstelt immers dat deze werkelijkheden los van elkaar en tegenover elkaar staan. De vrijheid neigt wezenlijk naar het goede en het ware. De waarheid wil in vrijheid gekend en aanvaard worden. Een vrijheid die niet in zichzelf gericht is op en geleid wordt door de waarheid heeft geen zin. De dwaling heeft geen rechten. Vaticaan II heeft eraan herinnerd dat de waarheid zich slechts opdringt door de kracht van de waarheid zelf, en niet door dwang. Het heeft er ook aan herinnerd dat eerbied voor de persoon en zijn vrijheid ons op geen enkele wijze ongevoelig mag maken voor de waarheid en het goede. De Openbaring is het binnendringen van de waarheid in ons leven. Zij schrikt ons niet af. God respecteert in zijn zelfgave en in zijn openbaring de vrijheid die Hij zelf geschapen heeft. Ik geloof dat de tegenstelling tussen de waarheid en de vrijheid het gevolg is van een foutief idee van de menselijke waardigheid. De moderne mens verzelfstandigt de vrijheid, hij maakt haar absoluut zodanig dat dat hij geloofd dat ze bedreigd wordt wanneer hij de waarheid aanvaardt. Toch is het aanvaarden van de waarheid de mooiste daad van vrijheid die de mens kan stellen. Ik geloof dat uw vraag laat zien dat de crisis van het Westerse geweten eigenlijk een geloofscrisis is. De Westerse mens is bang zijn vrijheid te verliezen als hij de gaven van het waarachtige geloof aanvaardt. Hij geeft er de voorkeur aan zichzelf op te sluiten in een vrijheid zonder inhoud. De geloofsdaad is de ontmoeting tussen vrijheid en waarheid. Daarom heb ik in het eerste hoofdstuk van mijn boek de nadruk gelegd op de geloofscrisis. Onze vrijheid is gemaakt om open te bloeien door ja te zeggen tegen de waarheid die geopenbaard wordt. Als de vrijheid nee zegt tegen God, verloochent zij zichzelf.
U spreekt uitgebreid over de crisis van het priesterschap en u verdedigt het priesterlijk celibaat: wat is volgens u de voornaamste oorzaak van de gevallen van seksueel misbruik van minderjarigen door priesters en wat vindt u van de top die onlangs in Rome gehouden is over dit thema?
Ik ben ervan overtuigd dat de crisis van het priesterschap een centraal element is in de crisis van de Kerk. Men heeft de priesters hun identiteit ontnomen. Men heeft hen doen geloven dat zij doelmatige mensen moeten zijn. Welnu, een priester is fundamenteel de voortzetting van de aanwezigheid van Christus te midden van ons. Men mag hem niet definiëren aan de hand van wat hij doet maar van wat hij is: ipse Christus, Christus zelf. De ontdekking van de talloze gevallen van seksueel misbruik van minderjarigen onthult een diepgaande crisis. Natuurlijk zijn er ook sociale factoren: de crisis van de jaren zestig, de seksualisering van de maatschappij die hun weerslag hebben in de Kerk. Maar we moeten de moed hebben verder te kijken. De wortels van deze crisis zijn spiritueel. Een priester die niet bidt, die niet concreet leeft als een andere Christus wordt afgesneden van zijn wezen, van zijn bron. Hij sterft tenslotte. Ik heb mijn boek opgedragen aan de priesters van de hele wereld, omdat ik weet dat zij lijden. Velen voelen zich verlaten. Wij, bisschoppen, dragen een zware verantwoordelijkheid voor de crisis van het priesterschap. Zijn wij vaders voor hen geweest? Hebben wij naar hen geluisterd, hebben wij hen begrepen, hen geleid? Hebben wij hun het voorbeeld gegeven. Heel vaak zijn de bisdommen administratieve structuren geworden. Steeds meer vergaderingen. De bisschop zou een voorbeeld van het priesterschap moeten zijn. Maar wij zijn helemaal niet de eersten om in stilte bidden en om het officie in onze kathedralen te zingen. Ik ben bang dat we onszelf verliezen in profane en bijkomstige taken. De plaats van de priester is op het kruis. Wanneer hij de Mis celebreert, staat hij aan de bron van heel zijn leven, dat wil zeggen bij het kruis. Het celibaat is een van de concrete middelen die ons helpt dit mysterie van het kruis in on leven te beleven. Het celibaat prent het kruis in ons vlees. Daarom is het celibaat voor de moderne wereld onverdraaglijk. Het celibaat is voor de modernen een ergernis, omdat het kruis een ergernis is.
In dit boek heb ik de priesters willen bemoedigen. Ik heb hun willen zeggen: hou van je priesterschap! Wees eer trots op met Christus te worden gekruisigd! Wees niet bang voor de haat van de wereld! Ik heb mijn vaderlijke en broederlijke genegenheid willen uitspreken jegens de priesters van heel de wereld.
In een boek dat veel ophef heeft veroorzaakt, Sodoma, verklaart de auteur dat in het Vaticaan heel veel homoseksuele prelaten zijn. Zo geeft hij Mgr. Viganò gelijk die de invloed van een machtig homoseksueel netwerk in de curie aanklaagt: wat denkt u daarvan? Is er een homoseksueel probleem binnen de Kerk en zo ja, waarom is het zo taboe?
De Kerk beleeft in deze tijd met Christus de smaad van het lijden. De zonden van sommigen komen op haar neer als speeksel in het gezicht. Bepaalde mensen proberen deze zonden te gebruiken om druk op de bisschoppen uit te oefenen. Ze zouden willen dat de bisschoppen de waardeoordelen en het spraakgebruik van de wereld zouden overnemen. Sommige bisschoppen zijn er in mee gegaan. Men ziet hen vragen om de opheffing van het celibaat voor de priesters of dubieuze standpunten innemen ten aanzien van homoseksuele handelingen. Waarom zouden we ons daarover verbazen? De apostelen zelf zijn uit de Hof van Olijven weggevlucht. Ze hebben Christus op het moeilijkste moment in de steek gelaten. Ik denk dat we realistisch en praktisch moeten zijn. Ja, er zijn zondaars. Ja, er bestaan ontrouwe priesters, bisschoppen en zelfs kardinalen die de kuisheid niet in achtnemen, maar ook, en dat is ook ernstig, niet vasthouden aan de waarheid van de leer! Zij brengen de gelovigen in de war, zij verwateren en vervalsen het woord van God om het verdraaien en het zo te buigen dat zij de goedkeuring van de wereld krijgen. Zij zijn de Judassen van onze tijd.
De zonde hoeft ons niet te verbazen. We moeten daarentegen de moed hebben ze bij de naam te noemen. Wij moeten de moed hebben opnieuw de methodes te vinden van de geestelijke strijd: gebed, boete en vasten. Wij moeten de helderheid hebben om ontrouw te straffen. We moeten de concrete middelen vinden om die ontrouw te voorkomen. Ik denk dat zonder een leven van gemeenschappelijk gebed, zonder een minimum aan broederlijk en gemeenschappelijk leven onder priesters de trouw een illusie is. Wij moeten ons richten op het voorbeeld van de Handelingen van de Apostelen.
Laten we wat betreft de homoseksuele gedragingen niet in de val trappen van de manipulatoren. Er bestaat in de Kerk geen “homoseksueel probleem”. Er bestaat een probleem van zonden van ontrouw. We moeten ons niet het woordgebruik van de LGBT-ideologie laten opdringen. De homoseksualiteit bepaalt de identiteit van de persoon niet. Het beschrijft afwijkende en zondige handelingen. De remedies tegen deze handelingen zoals tegen de andere zonden, zijn bekend. Het gaat erom terug te keren naar Christus en toelaten dat Hij ons bekeert. Wanneer de zonde publiek is, moet het strafrecht van de Kerk worden toegepast. Straffen is een daad van barmhartigheid. De straf herstelt het algemeen welzijn dat is aangetast en staat de schuldige toe de fouten goed te maken. Het straffen maakt deel uit van de vaderlijke rol van de bisschoppen. Tenslotte moeten we de moed hebben de normen betreffende de toelating van seminaristen duidelijk toe te passen. Men mag als kandidaten voor het priesterschap geen mensen aannemen met een psychologische gesteldheid die blijvend en diep verankerd is in de homoseksualiteit.
Een hoofdstuk is gewijd aan “de crisis van de Kerk”: tot wanneer laat u precies de crisis teruggaan en hoe beoordeelt u haar? Hoe situeert u met name de “geloofscrisis” in relatie tot de “crisis van de moraaltheologie” (vgl. blz. 173). Gaat het een aan het ander vooraf?
De crisis van de Kerk is vooral een geloofscrisis. Men wil de Kerk tot een menselijke en horizontale gemeenschap maken. Men wil dat zij de taal van de media spreekt. Men wil haar populair maken. Ze willen dat zij niet over God spreekt, maar dat ze zich helemaal verliest in sociale problemen: migratie, ecologie, dialoog, de cultuur van de ontmoeting, de strijd tegen de armoede en voor rechtvaardigheid en vrede. Dat zijn natuurlijk belangrijke en vitale kwesties waarvoor de Kerk haar ogen niet mag sluiten. Maar in een dergelijke Kerk stelt niemand belang. De Kerk is alleen van belang omdat ze ons Christus laat ontmoeten. Zij heeft alleen legitimiteit omdat zij de Openbaring doorgeeft. Wanneer de Kerk zich te zwaar belast met menselijke structuren, belemmert zij het licht van God dat in haar is en door haar schijnt. Wij worden verleid te denken dat onze daden, onze ideeën de Kerk zullen redden. Het zou beter zijn dat men zou beginnen zich door haar te laten redden.
Ik denk dat wij op een keerpunt in de kerkgeschiedenis zijn. Ja, zij heeft een grondige en radicale hervorming nodig die moet beginnen met een hervorming van de levenswijze van de priesters. Priesters moeten bezeten zijn van het verlangen naar heiligheid, naar volmaaktheid in God en trouw aan de leer van Hem die hen heeft uitverkoren en gezonden. Hun totale zijn en hun activiteiten moeten in dienst worden gesteld van de heiligheid. De Kerk is heilig in haarzelf. Onze zonden en onze wereldse bekommernissen zorgen ervoor dat die heiligheid zich niet uitbreidt. Het wordt tijd dat we deze onnodige ballast laten vallen om tenslotte de Kerk te laten verschijnen zoals God haar heeft bedoeld. Men denkt soms dat de kerkgeschiedenis wordt gemarkeerd door structurele hervormingen. Ik ben er zeker van dat het de heiligen zijn die de geschiedenis veranderen. De structuren volgen daarna en geven slechts vaste vorm aan het streven van de heiligen. Wij hebben heiligen nodig die alles durven zien door de ogen van het geloof, die verlicht durven worden door het licht van God. De crisis van de moraaltheologie is het gevolg van aan vrijwillige blindheid. Men heeft geweigerd het leven te zien in het licht van het geloof. In het slot van mijn boek spreek ik over het vergif waarvan wij allemaal het slachtoffer zijn: een vloeibaar atheïsme. Het dringt in alles door, zelfs in ons kerkelijk spreken. Het bestaat erin dat wij naast het geloof denkwijzen en manieren van leven toelaten die radicaal heidens en werelds zijn. En wij zijn heel tevreden met dit tegennatuurlijke samengaan! Dat laat zien dat ons geloof vloeibaar is geworden en iedere consistentie heeft verloren! De eerste hervorming die moet plaats vinden, moet plaats vinden in ons hart. Zij bestaat erin dat we geen deal meer sluiten met de leugen. Het geloof is zowel de schat die wij willen verdedigen als de kracht die ons toestaat het te verdedigen.
Het tweede en het derde deel van uw boek gaan over onze westerse samenleving in crisis: het onderwerp is zo uitgebreid en u snijdt zoveel belangrijke punten aan – van de “cultuur van de dood” tot de problemen van het consumentisme verbonden met het wereldwijde liberalisme, en daarnaast ook nog kwesties van de identiteit, overdracht, islamisme enz. – dat het onmogelijk is ze allemaal te behandelen; welke zijn naar uw mening onder deze problemen echt de belangrijkste en welke zijn de voornaamste oorzaken van het verval van het Westen?
Ik zou allereerst willen uitleggen waarom ik, een zoon van Afrika, mij veroorloof me tot het Westen te richten. De Kerk is de hoedster van de beschaving. Welnu, ik ben ervan overtuigd dat de Westerse samenleving een dodelijke crisis doormaakt. Zij heeft de grenzen van de zelfvernietigende haat bereikt. Zoals in de tijd van de val van Rome, zijn de elites alleen bekommerd om de vergroting van de luxe in hun dagelijks leven en het volken is verdoofd door steeds vulgairder vermaak. Als bisschop moet ik het Westen waarschuwen! De barbaren zijn al in de stad. De barbaren, dat zijn allen die de menselijke natuur haten, allen die het gevoel voor het heilige met voeten treden, allen die het leven verachten. Het Westen is verblind door wetenschap, door technologie en door de dorst naar rijkdom. De lokroep van het geld dat het liberalisme in de harten legt, verdooft de volken. Tegelijk gaat de zwijgende tragedie van de abortus en de euthanasie maar door; tegelijk verwoesten de pornografie en de genderideologie de kinderen en de opgroeiende jeugd. Wij zijn aan de barbarij gewend geraakt, zij verrast ons al niet meer. Ik heb een alarmkreet willen slaken, die tegelijk een kreet van liefde is. Ik heb dat gedaan met een hart dat vol is van kinderlijke dankbaarheid voor de Westerse missionarissen die gestorven zijn op mijn Afrikaanse grond. Ik wil het stokje van hen overnemen en hun erfgenamen zijn!
Ik moet ook het gevaar onderstrepen dat door het islamisme wordt gevormd. De moslims verachten het atheïstische Westen. Zij nemen hun toevlucht tot het islamisme en verwerpen een consumptiemaatschappij die als een religie wordt aangeboden. Zal het Westen hen op een heldere wijze het geloof kunnen aanbieden? Dan zal het zijn wortels en zijn christelijke identiteit moeten hervinden. In de landen van de derde wereld hamert men erop dat het Westen het paradijs is omdat het geregeerd wordt door economisch liberalisme. Men bevordert zo de stroom van migranten, zo tragisch voor de identiteit van de volken. Een Westen dat zijn geloof, zijn geschiedenis, zijn wortels afwijst is aan de minachting overgeleverd en gedoemd te sterven.
Ik wil toch benadrukken dat alles klaar is voor een vernieuwing. Ik zie gezinnen, kloosters, parochies die als oases in de woestijn zijn. Vanuit deze oases van geloof, van liturgie, van schoonheid en van stilte kan het Westen herboren worden.
U besluit dit mooie boek met een gedeelte dat getiteld is: “De hoop hervinden: de praktijk van de christelijke deugden”: Wat bedoelt u daarmee en op welke manier kan de praktijk van deze deugden een remedie zijn tegen de veelvormige crisis waarover we in dit interview gesproken hebben?
We hoeven geen speciaal programma te hebben. We moeten eenvoudigweg ons geloof beleven, volledig en radicaal. De christelijke deugden zijn de bloei van het geloof op alle terreinen van het menszijn. Zij markeren de weg van een gelukkig leven met God. Wij moeten plaatsen creëren waar zij kunnen bloeien. Ik roep de christenen op gratis oases te openen midden in een woestijn van schreeuwend winstbejag. Wij moeten plaatsen creëren waar we zuivere lucht kunnen ademen, waar, heel simpel, het christelijk leven mogelijk is. Onze gemeenschappen moeten God centraal stellen. In een stortvloed van leugens moet men plaatsen kunnen vinden waar de waarheid niet alleen wordt uitgelegd maar ook beleefd. Het gaat eenvoudigweg om het beleven van het evangelie. Niet eraan denken als een soort utopie, maar het concreet beleven. Het geloof is als een vuur. Het moet zelf branden voordat men het kan doorgeven. Waakt over dit heilig vuur! Dat het uw warmte mag zijn in het hart van de Westerse winter.
Als God voor ons is, wie zal tegen ons zijn?”(Rom. 8, 31). In de rampspoed, de verwarring en de duisternis van onze wereld, vinden we “het licht dat schijnt in de duisternis” (vgl. Joh. 1, 5): Hij die zegt “Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven”(Joh. 14, 6).
Vertaling: C. Mennen pr
Write a Reply or Comment