Nog in dezelfde Kerk…?
Een van de kenmerken van het Verlichtingsdenken is dat de mens radicaal in het middelpunt van denken en doen komt te staan met als gevolg dat de mens soms zo overheersend wordt, dat God uit het perspectief verdwijnt. Dat verklaart de toename van het atheïsme en het agnosticisme sinds het ontstaan het Verlichtingsdenken. Hoewel dat denken al sinds de 17de, 18de eeuw zijn invloed uitoefent, heeft de grote doorbraak ervan in alle lagen van onze samenleving plaats gevonden sinds de revolutie van de jaren zestig van de vorige eeuw.
Als dit Verlichtingsdenken doordringt in de Kerk, leidt het daar tot de ketterij van het “modernisme”. Niet de Openbaring maar het menselijk verstand voert dan de boventoon. Wat buiten het rationeel verklaarbare ligt, bestaat niet. Dus wonderen, ook in evangelie, worden ontkend. De wereld verloopt volgens eigen wetten. God grijpt niet in. Pausen tot en met Pius XII hebben zich tegen het modernisme als samenvatting van alle voorgaande ketterijen verzet. Ze hebben modernistische stellingen veroordeeld en maatregelen genomen tegen modernistische theologen.
Op liturgisch terrein streefde het modernisme naar eenvoud. Het beschouwde de liturgie niet zozeer als een plechtige eredienst maar vooral als morele vorming van de mens. Liturgie moest de mens aanspreken, moest nut hebben. Er werd daarom sterk de nadruk gelegd op de verkondiging en veel minder op de sacramenten. Het protestantisme is in de afwijzing van het sacramentele en de nadruk op de prediking een echte godsdienst van de Verlichting. De individuele uitleg van de Bijbel, heeft daar al heel vroeg een diepe doorwerking van het modernisme mogelijk gemaakt en het vrijzinnig protestantisme doen ontstaan.
Sinds het Vaticaans Concilie dat ongelukkigerwijze samenviel met de revolutionaire jaren zestig is het modernisme ook massief de katholieke Kerk binnengedrongen. De pausen tot en met Benedictus XVI hebben die ontwikkeling aangeklaagd en er zich tegen verzet maar hebben niet kunnen verhinderen dat het modernisme zich nestelde in universiteiten, seminaries en parochies en dus ook in de geesten van de gelovigen. De catechese en de prediking waren over het algemeen horizontaal en sociaal moralistisch. Dat wil zeggen: aan de persoonlijke moraal werd weinig aandacht besteed; alle aandacht ging uit naar de oorlog in Vietnam, de apartheid in Zuid-Afrika, de kernbewapening en nu de vluchtelingencrisis en de klimaatverandering. Ook de liturgie viel ten prooi aan modernistische vernielzucht. Bovengenoemde sociale thema’s waren en zijn niet alleen onderwerp van prediking maar verworden tot collages die het altaar “sieren” en dringen door tot in alle gebeden en gezangen van de liturgie. Vieringen moeten “thematisch” zijn en worden “gemaakt” door werkgroepen die niet gehinderd worden door enige theologische kennis van de liturgie.
Ook in de liturgie draait het voortaan om de mens. De eucharistie zakt af tot een gemeenschapsmaal waar priester en gelovigen elkaar voortdurend aankijken, zelfs tijdens het bidden, en waarin iedereen te communie gaat zonder zich af te vragen of hij waardig is. Want Jezus nodigt iedereen uit, beweren ze. Bovendien lijkt de enige zin van de eucharistie te zijn: met elkaar het brood (van Jezus) delen. Daarom hebben de meeste mensen niet zoveel problemen met communiediensten, zelfs niet met intercommunie. Dit is een verregaande protestantisering van de eucharistie.
In de (niet modernistische) katholieke opvatting van liturgie is de liturgie, met name van de eucharistie en van de getijden, eredienst: de lofprijzing Gods vanwege de grote daden die Hij aan ons verricht heeft. De eucharistie is het kruisoffer van Christus, door de priester in de persoon van Christus opgedragen aan de hemelse Vader als dank- en zoenoffer, waarbij de gelovigen in de kerk zich met hun gebeden aansluiten. Het eucharistisch offer is dus niet op de eerste plaats om de gelovigen te stichten maar om eredienst te brengen aan God. Het is op God gericht. Daarom staat de traditionele gezamenlijke gebedsrichting van priester en gelovigen, richting God, dichter bij het wezen van de liturgie dan de vergaderingsopstelling in de postconciliaire liturgie. De riten en gebeden dienen heilig te zijn, tot God te verheffen, in plaats van creatief en “voor de mensen aansprekend”.
In de liturgie dient er gewijde zang te zijn die aansluit bij de riten en zich eveneens tot God richt: danken en prijzend, maar soms ook klagend en roepend. Vanouds zijn dat in de liturgie voornamelijk psalmteksten. Zij zijn bij uitstek heilig omdat zij zelf woord van God zijn en alle stemmingen van de mens tegenover God verwoorden. Tevens horen tot de liturgische zangen kantieken (andere Bijbelse gezangen) of antifonen uit het evangelie. Daarnaast vroomheidsliederen die op de Bijbel gericht zijn.
Profane liederen hebben nooit een plaats gehad in de liturgie en zijn in strijd met het heilige karakter van de liturgie.
Het is een grof misbruik profane populaire muziek ten gehore te brengen tijdens een uitvaart of een huwelijk. Ik zou zelfs niet aarzelen het heiligschennend te noemen. Er wordt namelijk geen eer gebracht aan God; er wordt eer gebracht aan de overledene die die muziek mooi vond of aan het bruidspaar dat zichzelf ook in de kerk het middelpunt van de bijeenkomst acht. Dit is de wereld op zijn kop. Voor gelovige mensen is de kerk de plaats waar het om God draait: waar een bruidspaar zijn huwelijk sluit voor God en Hem op zijn zegen vraagt; waar een overledene aan Gods barmhartigheid wordt aanbevolen en voor de achterblijvenden om Gods troost en kracht wordt gevraagd.
Het modernisme (de mens centraal zelfs in de kerk) heeft het geloof van de mensen uitgehold en de priesters hebben daaraan meegeholpen door geen weerstand te bieden. Omwille van de lieve vrede, omwille van populariteit, omwille van het geld heeft men Gods eer verkocht en ingeruild voor goedkope mensendienst. Maar die mensendienst kunnen de voormalige gelovigen net zo goed of beter vinden in de crematoria en uitvaartcentra en daar gaan ze dan ondertussen ook massaal naar toe. Toch zijn er nog steeds onnozele priesters en zelfs bisschoppen, die vinden dat ze door moeten gaan met de ongelovigen of half-gelovigen in de kerk tevreden te stellen: kijk eens hoe aardig en begrijpend wij zijn. Wij zijn niet zoals die conservatieven…… Het zal niet baten. Integendeel, het stoot de jonge mensen af die echt geloven en die op zoek zijn naar een kerk die doet wat ze moet doen.
Wat was nu de aanleiding van bovenstaand stukje? Wel, een bericht in het ED dat er in de ziekenhuiskapel in Helmond afgelopen zondagmiddag een kerkdienst was rond hedendaagse muziek uit de Top 2000. Het idee kwam van ds Corine Beeuwkes en pastoor John van de Laar. Ze vierden hiermee de week voor de eenheid. Van de Laar vindt volgens krant dat “het lied Mag ik dan bij jou zijn van Claudia de Breij een religieuze lading heeft”. Maar de tekst kan natuurlijk net zo goed doelen op de “vrouw” van Claudia, die naar mijn weten zelf niet religieus is. Van de Laar noemt het gebruik van niet kerkelijke muziek ‘geen punt’. “De Damiaanparochie heeft daar geen moeite mee”, stelde hij. Nou de Petrusparochie in Uden waar van de Laar nu benoemd is, had dat tot voor kort onder de vorige pastoor wel. Dat belooft niet veel goeds. De krant voegt eraan toe, dat hij daarmee afstand neemt van behoudende katholieke bisschoppen en priesters die vinden dat alleen kerkelijke muziek in de liturgie gebruikt mag worden.
Ik ben dit eindeloze gehakketak grondig beu. Ik zou van de Laar willen vragen: geef mij eens één enkele tekst uit officiële teksten van de Kerk die je standpunt zouden kunnen rechtvaardigen. Hij zal die niet vinden. Het zijn modernistische, niet katholieke opvattingen over de liturgie die hem daartoe brengen. Daarom vind ik ook dat uit dat laatste zinnetje in de krant het woord “behoudende” moet worden verwijderd. Dan staat er: van de Laar neemt afstand van de katholieke bisschoppen en priesters….
Al met al vraag ik mij af – en ik niet alleen – of wij en die modernistische bisschoppen, priesters en gelovigen nog wel in dezelfde Kerk zitten. Worden we nog verbonden door de noodzakelijke banden van het ene geloof, van dezelfde sacramenten en hetzelfde apostolische bestuur?
C. Mennen pr
23 januari 2009
Comments