Het Concilie van Nicea en het Tweede Vaticaans Concilie
Is er een verband tussen beide concilies?
10 juli 2025 verschenen op katholisches.info
Door Roberto de Mattei
Is er een verband tussen het Concilie van Nicea, dat in 325 werd gehouden, en het Tweede Vaticaans Concilie, het laatste van de eenentwintig als oecumenisch erkende concilies, dat op 8 december 1965 werd afgesloten?
In een brief van 29 juni 1975 aan aartsbisschop Marcel Lefebvre, die kritiek had op het Tweede Vaticaans Concilie, verklaarde paus Paulus VI dat “het Tweede Vaticaans Concilie niet minder gezaghebbend is, ja in sommige opzichten zelfs belangrijker dan het Concilie van Nicea” (cf. La Documentation Catholique, 58, 1976, p. 34). Deze uitspraak zorgde destijds voor grote verbazing. Het Concilie van Nicea heeft de fundamentele waarheden van het katholieke geloof overgeleverd, die later tot uitdrukking kwamen in de zogenaamde Niceaans-Constantinopolitaanse geloofsbelijdenis, die elke zondag tijdens de heilige mis wordt uitgesproken. Het Tweede Vaticaans Concilie daarentegen heeft geen nieuwe geloofswaarheden gedefinieerd en geen dwalingen veroordeeld. Het beschouwde zichzelf als een pastoraal, niet als een dogmatisch concilie.
Hoe is het dan mogelijk om aan een omstreden pastoraal concilie meer betekenis toe te kennen dan de Kerk aan haar eerste oecumenische concilie toeschrijft?
En toch – vanuit historisch, niet vanuit theologisch oogpunt – is de uitspraak van Paulus VI niet geheel zonder waarheid, ook al bedoelde paus Montini het waarschijnlijk anders. Om dit uit te leggen, baseer ik me op een opmerkelijk artikel van de Belgische filosoof Marcel De Corte (1905-1994), dat in 1977 onder de titel “Nicée et Vatican II” verscheen in het Franse tijdschrift Itinéraires (nr. 215, p. 110-141).
In de 4e eeuw na Christus, aan het begin van het Constantijnse tijdperk, was de filosofische trend van het neoplatonisme van Plotinus (203-270) wijdverbreid onder de heidense elite. Hoewel Plotinus’ Romeinse leerling Porphyrios (234-305) het sterk antichristelijke karakter van dit religieuze systeem aan het licht had gebracht, ontbraken pogingen om het christelijk geloof met de filosofie van Plotinus te verzoenen niet. Vooral de Alexandrijnse priester Arius probeerde het trinitaire systeem van de hypostasen bij Plotinus te verbinden met het christelijke dogma van de Heilige Drie-eenheid.
In het christelijk geloof zijn er drie goddelijke personen: de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Dit centrale mysterie van het christendom is door God geopenbaard. Het is niet in tegenspraak met de rede, maar komt er ook niet uit voort.
Plotinus ontwikkelde daarentegen een filosofisch systeem waarin drie hypostasen bestaan: het Ene (to Hen), het eerste, abstracte en onbepaalde principe; de geest (nous), het rijk van het zijn en het denken; en de wereldziel (psyche), die de intelligibele wereld met de zintuiglijk waarneembare wereld verbindt. Deze drie hypostasen ontstaan door noodzakelijke emanatie van elkaar, waarbij ze niet dezelfde graad van zijn bezitten. Het gaat hier niet om een bovennatuurlijke realiteit, maar om een verstandelijke constructie.
Arius, sterk beïnvloed door het neoplatonisme, leerde dat de persoon van de Zoon uit de Vader voortkwam en plaatste de persoon van de Heilige Geest op een nog lager niveau. Hij ontzegde de Vader, de Zoon en de Heilige Geest dezelfde goddelijke substantie. De Zoon en de Heilige Geest zouden niet wezenlijk gelijk zijn aan de Vader, maar slechts gelijkend op Hem. Het Concilie van Nicea veroordeelde deze poging om het trinitaire dogma aan te passen aan de toenmalige filosofie en verkondigde: de Zoon is niet alleen “gelijkend op” God, maar waarlijk God, “wezenlijk gelijk aan de Vader”. In het Grieks zit het verschil in één enkel lettertje: homoousios betekent ‘van dezelfde substantie’, homoiousios daarentegen alleen ‘gelijk aan dezelfde substantie’. De geloofsbelijdenis van Nicea gebruikt het beroemde bijvoeglijk naamwoord homoousios om Arius tegen te spreken, die zich met zijn homoiousios rechtstreeks op Plotinus beriep. Vanwege deze iota werd Athanasius zes keer verbannen en zelfs door paus Liberius geëxcommuniceerd: de wezenlijke gelijkheid van de drie goddelijke personen staat centraal in de geloofsbelijdenis van Nicea en in ons christelijk geloof.
Het Tweede Vaticaans Concilie daarentegen presenteerde zich – in tegenstelling tot Nicea, Trente en het Eerste Vaticaans Concilie – als een pastoraal concilie. Maar er kan geen pastoraal concilie zijn dat niet ook dogmatisch is. Het Tweede Vaticaans Concilie zag af van het definiëren van nieuwe dogma’s, maar ‘dogmatiseerde’ de pastoraal door zich de hedendaagse filosofie eigen te maken – de filosofie volgens welke de waarheid van het denken pas door het handelen wordt bewezen. De traditionele dogmatische theologie werd terzijde geschoven en vervangen door een ‘filosofie van de actie’, die onvermijdelijk leidt tot subjectivisme en relativisme.
De pastorale theologie van het Tweede Vaticaans Concilie vormt daarmee een breuk met de dogmatische theologie van het Concilie van Nicea – juist vanwege haar aanspraak zich aan te passen aan het immanentisme van de moderne filosofie. Om in harmonie met de wereld te komen, moet de Kerk haar leer opzij zetten en de toetssteen voor haar waarheid aan de geschiedenis overlaten. Maar juist de gevolgen van deze nieuwe pastorale theologie hebben haar falen bewezen. Het volstaat om je af te vragen hoeveel mensen tegenwoordig op zondag naar de kerk gaan – en wat ze überhaupt geloven – om dat te beseffen.
Marcel De Corte zag in de modernistische filosoof Maurice Blondel (1861-1949) degene die het immanentisme en het primaat van het handelen in de pastorale theologie van het Tweede Vaticaans Concilie heeft geïntroduceerd. Als, zoals Blondel meent, noch het bestaan van God, noch de goddelijkheid van de katholiciteit speculatief kan worden bewezen, is het onvermijdelijk dat men afglijdt naar subjectivisme en praktijkfilosofie. Op 4 juni 2025 opende de aartsbisschop van Aix en Arles, Mgr. Christian Delarbre, officieel de zaligverklaringprocedure voor Maurice Blondel in de kerk Saint Jean de Malte in Aix-en-Provence – de parochiekerk van Blondel – en erkende daarmee zijn theologisch-filosofische vaderschap in de ontwikkeling van het postconciliaire christendom.
Laten we terugkeren naar de uitspraak van Paulus VI dat “het Tweede Vaticaans Concilie niet minder gezaghebbend is, ja in sommige opzichten zelfs belangrijker dan het Concilie van Nicea”.
Het Tweede Vaticaans Concilie was ongetwijfeld een geldig concilie – en in die zin gezaghebbend. Maar zijn historische betekenis vloeit niet voort uit de weldaden die het de Kerk heeft gebracht, zoals in het geval van Nicea, maar uit de ernstige schade die het heeft aangericht. Als het Tweede Vaticaans Concilie voorbestemd is om een sterkere indruk op de geschiedenis te maken dan het Concilie van Nicea, dan is dat omdat de religieuze crisis van onze tijd ernstiger en dieper is dan de Ariaanse crisis. De schade die aartsbisschop Lefebvre voorzag en die Paulus VI ontkende, is vandaag objectief en duidelijk zichtbaar. De pastorale theologie van het Tweede Vaticaans Concilie heeft zichzelf in de loop van de zestig jaar sinds zijn afsluiting tegengesproken – en de historicus kan daar niet omheen.
Write a Reply or Comment