Het Vaticaan van morgen
Op 29 februari publiceerde het katholieke online dagblad La Nuova Bussola Quotidiana (NBQ) een memorandum, exclusief in zes talen, dat wordt verspreid onder kardinalen met het oog op het komende conclaaf en onder de gelovigen als stof tot nadenken over de prioriteiten van de Kerk. De tekst werd opgesteld door een kardinaal die de voorstellen van andere kardinalen en bisschoppen verzamelde. Om de redenen die in de brief worden uitgelegd, hebben deze hoge kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders besloten anoniem te blijven en er het pseudoniem “Demos II” voor te kiezen, als verwijzing naar een eerste memorandum ondertekend met het pseudoniem “Demos”, dat in de vastentijd van 2022 in het College van Kardinalen werd verspreid. De auteur van dit eerste memorandum was kardinaal George Pell, die nogal zwaar werd bekritiseerd door de seculiere media, maar ook door paus Franciscus en sommige curialen dicht bij Santa Marta, en die overleed in januari 2023.
Demos II
In maart 2022 verscheen een anonieme tekst, ondertekend door “Demos”, onder de titel “Het Vaticaan van morgen”, waarin een hele reeks zwaarwegende vragen en kritiek op het pontificaat van paus Franciscus werd geuit. De situatie in de katholieke kerk is sinds de publicatie van deze tekst niet wezenlijk veranderd, laat staan verbeterd. De gedachten die hier worden gepresenteerd bouwen daarom voort op deze oorspronkelijke overwegingen en werpen licht op de eisen die aan het Vaticaan van morgen worden gesteld.
De laatste jaren van een pontificaat, van welk pontificaat dan ook, zijn altijd een gelegenheid om de toestand van de Kerk in het heden en de behoeften van de Kerk en haar gelovigen in de toekomst te beoordelen. Het is duidelijk dat de kracht van het pontificaat van paus Franciscus ligt in zijn toegenomen nadruk op mededogen met de zwaksten in de samenleving, in zijn inzet voor de armen en gemarginaliseerden, in zijn zorg voor de integriteit van de schepping en de daaruit voortvloeiende milieukwesties, maar ook in zijn inspanningen om de lijdenden en gemarginaliseerden in hun nood te begeleiden.
De zwakheden van dit pontificaat zijn al even duidelijk: een autocratische, soms schijnbaar wraakzuchtige stijl van regeren; een laksheid op het gebied van de wet; een intolerantie, zelfs jegens respectvol geuite verschillen, en – het ergste – een patroon van dubbelzinnigheid op het gebied van geloof en moraal, wat leidt tot verwarring onder de gelovigen. Verwarring voedt op haar beurt verdeeldheid en conflicten. Het ondermijnt het vertrouwen in het Woord van God. Het verzwakt het getuigenis van het evangelie. Het resultaat is een Kerk die vandaag de dag meer verdeeld is dan ooit in haar recente geschiedenis.
De taak van het komende pontificaat zal moeten zijn om die waarheden te herstellen en naar voren te halen die onder vrij veel christenen langzaam zijn verdoezeld of verloren gegaan. Dit omvat, maar is daartoe niet beperkt, de volgende grondbeginselen:
a) Niemand wordt gered behalve door Jezus Christus zelf en door Hem alleen, zoals Hij zelf duidelijk heeft gemaakt;
b) God is barmhartig, maar ook rechtvaardig en zorgt voor elk mensenleven. Hij vergeeft, maar houdt ons ook verantwoordelijk. Hij is zowel Redder als Rechter;
c) de mens is Gods schepsel en geen zelfbedachte uitvinding van de mens. Hij is niet alleen een schepsel van gevoelens en verlangens, maar ook van rede, van vrije wil en met een bestemming voor de eeuwigheid;
d) Er zijn onveranderlijke objectieve waarheden over de wereld en de menselijke natuur en deze kunnen gekend worden door de goddelijke openbaring en de toepassing van de rede;
e) Gods Woord, vastgelegd in de Heilige Schrift, is betrouwbaar en heeft blijvende geldigheid;
f) Zonde is echt en de gevolgen ervan zijn dodelijk; en
g) Zijn Kerk heeft zowel het gezag als de plicht om “alle volken tot leerlingen te maken”. Het niet vreugdevol omarmen van dit mandaat van missionaire, verlossende liefde heeft gevolgen. Zoals Paulus schreef in 1 Korintiërs (9:16): “Wee mij als ik het evangelie niet verkondig.”
Er zijn enkele praktische conclusies te trekken uit bovenstaande observaties en opsommingen:
Ten eerste wordt echt gezag beschadigd door een autoritaire uitoefening ervan. De paus is de opvolger van Petrus en de hoeder van de eenheid van de Kerk. Hij is echter geen alleenheerser. Hij kan de leer van de Kerk niet veranderen en hij mag de orde van de Kerk niet naar believen opnieuw uitvinden of veranderen. Hij leidt de Kerk in collegialiteit met zijn bisschoppelijke broeders in de lokale bisdommen en altijd in trouwe continuïteit met het Woord van God en de leer van de Kerk. “Nieuwe paradigma’s” en “onbetreden nieuwe wegen” die hiervan afwijken zijn niet van God. Een nieuwe paus moet de hermeneutiek van de continuïteit van het katholieke leven herstellen en de opvatting van het Tweede Vaticaans Concilie over de rol van het pausdom opnieuw bevestigen.
Ten tweede, net zoals de Kerk geen autocratie is, is het ook geen democratie. De Kerk behoort toe aan Jezus Christus. Het is zijn Kerk. Het is het mystieke lichaam van Christus dat uit vele leden bestaat. Wij hebben niet de autoriteit om haar leerstellingen zo te veranderen dat ze beter in deze wereld passen. Bovendien is de katholieke sensus fidelium geen kwestie van opiniepeilingen, noch is het de mening van een gedoopte meerderheid. Het komt alleen van hen die echt geloven en actief het geloof en de leer van de Kerk praktiseren, of daar tenminste oprecht naar streven.
Ten derde is dubbelzinnigheid niet in overeenstemming met het evangelie en nodigt het ook niet uit. Integendeel, het voedt twijfel en schismatieke impulsen. De Kerk is niet alleen een gemeenschap van woord en sacramenten, maar ook van een duidelijke belijdenis. Waar we in geloven helpt onszelf te definiëren en te ondersteunen. Vragen over de leer zijn daarom geen lasten die worden opgelegd door gevoelloze “hoeders van de wet”. Evenmin zijn het vergeestelijkte bijzaken van het christelijk leven – integendeel. Ze zijn fundamenteel voor een authentiek christelijk leven omdat ze te maken hebben met de toepassing van de waarheid, en dit vereist duidelijkheid, geen ambivalente nuance. Het huidige pontificaat heeft zich vanaf het begin verzet tegen de kracht van het evangelie en de intellectuele helderheid van zijn directe voorgangers. De ontmanteling en heroriëntatie van het Pauselijk Johannes Paulus II Instituut voor Studies over Huwelijk en Gezin in Rome en de marginalisering van teksten zoals Veritatis Splendor geven aan dat “barmhartigheid” en sentiment prioriteit krijgen ten koste van rede, rechtvaardigheid en waarheid. Dit is ongezond en zeer gevaarlijk voor een geloofsgemeenschap.
Ten vierde is de katholieke Kerk niet alleen een gemeenschap van het Woord, de sacramenten en het geloof, maar ook van de wet. Het kerkelijk recht ordent het leven van de Kerk, harmoniseert haar instellingen en procedures en waarborgt de rechten van de gelovigen. Een van de kenmerken van het huidige pontificaat is dat het te veel vertrouwt op het motu proprio als instrument van kerkelijk bestuur en een algemene onzorgvuldigheid en afkeer van canonieke details laat zien. Net als de ambiguïteit van de leer, ondermijnt de veronachtzaming van het canonieke recht en de canonieke procedures het vertrouwen in de helderheid van de missie van de Kerk.
Ten vijfde is de Kerk, zoals Johannes XXIII haar zo mooi beschreef, mater et magistra, “moeder en lerares” van de mensheid, niet haar gehoorzame volgeling; zij is de beschermster van de mens als subject van de geschiedenis, niet haar object. Zij is de Bruid van Christus; haar natuur is persoonlijk, bovennatuurlijk en intiem, niet puur institutioneel. Ze kan nooit gereduceerd worden tot een systeem van flexibele ethiek of sociologische analyse en aangepast worden aan de instincten en verlangens (en seksuele verwarringen) van een bepaalde tijd. Een van de grootste tekortkomingen van het huidige pontificaat is het opgeven van een overtuigende “theologie van het lichaam” en het ontbreken van een overtuigende christelijke antropologie – en dit uitdrukkelijk in een tijd waarin aanvallen op de menselijke natuur en identiteit, van transgenderisme tot transhumanisme, toenemen.
Ten zesde paste wereldwijd reizen zo goed bij een pastor als paus Johannes Paulus II omdat hij unieke persoonlijke gaven had en het paste bij de tijd. De tijden en omstandigheden zijn echter veranderd. De Kerk verkeert in een crisis in Italië en in heel Europa – de historische bakermat van het geloof. Het Vaticaan zelf heeft dringend behoefte aan een vernieuwing van zijn moraal, een zuivering van zijn instellingen, procedures en personeel, en een grondige hervorming van zijn financiën om zich voor te bereiden op een uitdagende toekomst. Dit zijn geen kleinigheden. Ze vereisen de aanwezigheid, onmiddellijke aandacht en persoonlijke inzet van elke nieuwe paus.
Als zevende en laatste heeft het College van Kardinalen de taak om de paus te adviseren en zijn opvolger te kiezen na zijn dood. Dit ambt vereist mannen met een zuiver karakter, een gedegen theologische opleiding, volwassen leiderschapservaring en persoonlijke heiligheid. Het vereist ook een paus die bereid is om advies te vragen en er vervolgens naar te luisteren. Het is onduidelijk in hoeverre dit van toepassing is op het pontificaat van paus Franciscus. Het huidige pontificaat benadrukte de diversificatie van het College, maar slaagde er niet in om de kardinalen samen te brengen in regelmatige consistories om echte collegialiteit en vertrouwen tussen de broeders te ontwikkelen. Als gevolg hiervan zullen in het komende conclaaf velen die in aanmerking komen om te stemmen elkaar niet echt kennen en daardoor vatbaarder zijn voor manipulatie. Als dit orgaan in de toekomst zijn doel wil vervullen, zullen de kardinalen die er deel van uitmaken meer nodig hebben dan een rode hoed en een ring. Het huidige college van kardinalen zou een proactieve inspanning moeten doen om elkaar te leren kennen om hun specifieke perspectieven op de Kerk, de situaties van elke lokale kerk en hun persoonlijkheden beter te begrijpen – wat hun denken over de volgende paus zal vormen.
De lezer zal zich terecht afvragen waarom deze tekst anoniem is geschreven. Het antwoord moet duidelijk zijn gezien de huidige teneur van het Romeinse milieu: openheid is niet gewenst en de gevolgen kunnen onaangenaam zijn. En toch zouden deze gedachten nog vele alinea’s verder kunnen gaan, in het bijzonder met betrekking tot de grote afhankelijkheid van het huidige pontificaat van de jezuïtische religieuze gemeenschap, de recente problematische publicatie van het hoofd van het Dicasterie van de Geloofsleer, kardinaal Victor Manuel Fernández, en de opkomst van een kleine oligarchie van vertrouwelingen met buitensporige invloed binnen het Vaticaan – allemaal ondanks de eigen claim van het Vaticaan op gedecentraliseerde synodaliteit. Het is precies om deze reden dat de overwegingen die hier uiteengezet worden, goed van pas kunnen komen in de komende maanden. Het is te hopen dat deze bijdrage zal dienen om de broodnodige gesprekken op gang te brengen over hoe het Vaticaan er in het komende pontificaat uit zou moeten zien
Write a Reply or Comment